Spring naar inhoud


Zomerhuisjes

Beatrijs Ritsema

Er is een bepaald type Franse film dat zich afspeelt op de campagne, meer specifiek in zomerhuizen. Ik heb veel van dat soort films gezien – meestal gaan ze over de liefde of over familiegeheimen of adolescentenproblematiek. In mijn herinnering zijn al die lokaties samengevloeid tot één robuust 19de-eeuws landhuis met zware luiken om de hitte buiten te houden.

In de ruim bemeten woonkeuken hangen de dof glanzende gietijzeren pannen aan de muur naast de strengen knoflook en de voorraadpotjes met kruiden. Ruzies worden uitgevochten, gevaarlijke flirtmanoeuvres vinden plaats, terwijl iemand pro forma een uitje snippert of een vinaigrette bereidt. En het volgende shot is dan een enorme tot in de puntjes gedekte tafel, buiten op het grasveld onder de met perziken beladen bomen, waar zo te zien een drie-gangen-menu zal worden genuttigd door een twaalfkoppig gezelschap. Ondanks het geaccidenteerde terrein staat de tafel loodrecht, de boter zit in botervlootjes, het stokbrood is in handzame stukken voorgesneden, diverse flessen wijn zijn al ontkurkt en voor de kinderen staat er een karaf vruchtensap. Van een dienstbode of kok is geen spoor te bekennen; deze culinaire en logistieke prestatie is geheel en al door de vakantiegangers zelf tot stand gebracht. Een wonder, zeker als je bedenkt dat het gezelschap zoveel passie en andere interessante zaken aan het hoofd heeft.

Op het Franse platteland lijkt minstens de helft van de tamelijk overvloedige bebouwing onbewoond. Geen permanente leegstand, maar onbewoond in afwachting van vakantiegangers. Met het huren van een zomerhuisje probeert de zomergast (Frans of buitenlands) een klein beetje deel te nemen aan de idylle van de mythische campagnefilm. Al was het alleen maar om buiten knapperig stokbrood met eendenpaté te eten (drie gangen hoeft echt niet), terwijl de kinderen dubbele kersen aan hun oren hangen.

Zelfs dit bescheiden oogmerk blijkt al snel te hoog gegrepen voor de praktijk. Het is een verschijnsel waar elke vakantieganger mee te maken heeft die afziet van een geheel verzorgde trip met vol pension: je gaat op reis om de dagelijkse beslommeringen te ontvluchten en waar draait het op uit? Op dagelijkse beslommeringen in verhevigde vorm. Op zichzelf kleeft daar ook wel weer een speciale romantiek aan. De campingbezoeker, zeker degene die rondtrekt, heeft plezier in overleven. 's Avonds warmt hij een blik witte bonen in tomatensaus op met behulp van een campingbrandertje en tevreden strekt hij zich uit op de hobbelige grond. De zomerhuisjesganger weet zich weliswaar op voorhand gevrijwaard van elementaire overlevingsnoodzaak, maar voor z'n croissantjes en verse kaas zal hij toch eerst de auto moeten nemen naar de winkel vier kilometer verderop.

De ervaren zomerhuisjesgast weet dat hij nooit iets moet huren op een terrein waar meerdere huisjes geëxploiteerd worden, omdat daar de inventaris tot en met de theelepeltjes vastligt, wat betekent dat elk gebruikt bord onmiddellijk moet worden afgewassen, anders lukt het tafeldekken niet meer. Ook zijn de standaardhuisjes altijd voorzien van kuipstoelen aan een te lage eettafel, waaraan je maar in één houding kunt zitten. Benen over elkaar slaan is onmogelijk.

Een oorspronkelijk huisje van een eigenaar met een naam moet je hebben. Dat garandeert tenminste voldoende pannen, bestek en servies, al blijft het overal behelpen met de lichtvoorziening. Vreemd die voorkeur van huisjesverhuurders voor 40-Watt lampen. Maar de zomerhuisjesliefhebber stoort zich daar niet aan. Hij heeft dat allemaal ingecalculeerd. Hij klopt zichzelf op de schouder dat hij eraan gedacht heeft een aardappelschilmesje van thuis mee te nemen. Hij ontdekt zowaar een functionerend bedlampje dat in de huiskamer geïnstalleerd kan worden, zodat straks in ieder geval één persoon op de bruin gebloemde, afzakkende sofa een boek kan lezen. En de mooiste meevaller ligt naast de ijscoupes (ijscoupes? in het vriesvak is amper plaats voor een pakje vissticks): een sladroogzwierder. Die tref je niet vaak aan in zomerhuisjes. Daar kan morgen in een ommezien een salade nicoise mee op tafel gezet worden. De idylle van een moeiteloze openluchtmaaltijd ligt onder handbereik. Buiten geurt de lavendel uitnodigend. Nu alleen nog even naar de winkel voor een functionerende blikopener.

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan