Beatrijs Ritsema
– Ik weet niet wat ik met Patrick aan moet de laatste tijd. Het lijkt wel of we hem helemaal niet meer bereiken kunnen.
– Die jongen moet op kamers. Hoe oud is hij wel niet langzamerhand? Drieëntwintig? Vierentwintig? Het is niet goed om zo lang bij je ouders te blijven rondhangen.
– Daar heb ik het al zo vaak met hem over gehad, maar hij wil niet. 'Waarom wil je me weg hebben? Je zet je eigen kind toch niet het huis uit,' zegt hij dan.
– En dan voel je je zeker een ontaarde moeder dat je het onderwerp zelfs maar ter sprake hebt gebracht.
– Ach, weet je, natuurlijk vind ik het fijn dat hij blijkbaar zo aan ons gehecht is. Ik merk er alleen zo weinig van. Hij komt heel laat thuis, dan liggen we allang in bed. Ik weet niet hoe laat hij opstaat, want ik ben al om acht uur naar mijn werk. En ik moet altijd avondeten voor hem bewaren, dat hij dan in de loop van de avond opwarmt in de magnetron.
– Betaalt hij dan iets van kostgeld?
– Daar maakt Pim altijd ruzie met hem over. Eigenlijk is dat het begin van de ellende geweest, toen Pim vond dat Patrick ook iets moest bijdragen. Dat nam hij heel hoog op. Hij vond het belachelijk dat wij met ons dubbele inkomen hem een beetje gingen zitten uitkleden.
– Maar hij heeft toch een baan?
– Ja, als discjockey in een disco, maar hij zegt dat hij amper genoeg verdient om zijn kleren te kunnen betalen. Dat begrijp ik ook wel. Het is een beroep dat met veel uiterlijkheid gepaard gaat.
– Dus je laat het maar gaan?
– Ik maak daar verder niet zo'n punt van, nee. Pim komt er al elke keer op terug en ik wil de verhoudingen niet nog verder vertroebelen.
– Je beperkt je tot het wassen van zijn trendy kleren, het bereiden van warme maaltijden en het op peil houden van de drankvoorraad.
– Dat klinkt wel erg cru. Ik bedoel, al die dingen moeten toch gebeuren in een huishouden. Ik vind het helemaal niet erg om de wasmachine een keertje extra te laten draaien, al moet ik toegeven dat ik wel eens de pest inkrijg bij de aanblik van slipjes en panties van mij onbekende dames.
– Hij woont nu gratis in een goed geoutilleerd hotel. Logisch dat hij niet naar een armzalige zolderkamer wil, waar hij zijn eigen potje moet koken, en bovendien nog huur moet betalen.
– Ik begrijp het niet, terwijl we hem zozeer vanaf zijn geboorte tot zelfstandigheid en onafhankelijkheid hebben opgevoed. We hebben hem altijd aangemoedigd zijn eigen beslissingen te nemen, of het nu ging om bedtijd of vrijetijdsbesteding. Hoe eerder kinderen leren zelf hun keuzes te maken, hoe beter. Dachten we.
– Nou, hij maakt nu toch ook een duidelijke keuze, dat moet je hem nageven. Hij wil gewoon alles houden zoals het is. Lekker makkelijk.
– Waar is die lethargie ineens vandaan gekomen? Hij stond zo open voor alles als kind. Hij lag altijd voor op andere kinderen. We gaven hem puzzeltjes die voor een oudere leeftijd waren, we namen hem mee naar de dierentuin toen hij nog geen twee was, naar het kindertoneel als kleuter. Alles om hem te stimuleren.
– Tja, wat wil je, een veelheid aan prikkels leidt tot prikkelbaarheid.
– Toen hij twaalf was, wilde hij leren koken. Ik mocht hem niet helpen. Wekenlang hebben we vissticks met raspatat gegeten. Hij zei: als jij kookt, maak je ook klaar wat je lekker vindt.
– En toen kwamen de vriendinnetjes.
– Zijn eerste kreeg hij op zijn veertiende. Die bleef een half jaar, en liet hem toen in de steek voor een popartiest van tien jaar ouder. In die tijd was Patrick op z'n voorbeeldigst. Om de andere dag legde hij schone lakens op het bed. Hij kookte toen ook nog regelmatig, echte maaltijden met sla erbij.
– Misschien hadden jullie hem op z'n veertiende op kamers moeten laten gaan, toen hij het nog spannend vond.
– Je zou best gelijk kunnen hebben. Hebben we hem toch nog gefnuikt in zijn zelfstandigheidsstreven. Wat oneindig stom van ons.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.