Als je wil weten hoe het met iemand gaat, kun je het hem rechtstreeks vragen of je kunt goed kijken en op grond van observaties jezelf een oordeel vormen. Globaal zijn dat de mogelijkheden. In de roman Het Rosie effect van Graeme Simsion maakt hoofdpersoon Don Tillman zich zorgen dat zijn zwangere vrouw Rosie aan te veel stress blootstaat, wat slecht zou zijn voor de ontwikkeling van de foetus. Om plotredenen kan hij haar niet met zijn zorgen lastig vallen en om haar stressniveau toch te kunnen peilen neemt hij haar zonder dat zij dit in de gaten heeft de ‘Edinburgh Postnatale Depressie Vragenlijst’ af, waar hij toevallig over beschikt. Het zijn maar zeven vragen die hij tersluiks in de conversatie kan vlechten (Rosie is erg blij met de aandacht). Ik moet erbij vermelden dat Don, hoog-functionerend en wel, in het autistisch spectrum zit. Dat is de gimmick van de Rosie-boeken.
Don, als geneticus werkzaam aan de universiteit, mag zich graag op de wetenschap verlaten in geval van onzekerheid over alledaagse en geestelijke aangelegenheden. Hij beschouwt de vragenlijst, een instrument uit de psychologie en de medische wetenschap, als even zuiver, objectief en precies als de microscoop waardoor hij zelf zit te turen. Dit is allemaal buitengewoon grappig. Stiekem een vragenlijst afnemen aan je geliefde om te weten hoe het met haar gaat in plaats van een openhartig gesprek te voeren of naar haar te kijken – typisch een autistische omweg. Gewone mensen doen dat niet.
Maar in de wereld van de zorg gaat het alléén maar daarover. Gedoe over vragenlijsten ligt aan de wortel van het conflict tussen de geestelijke gezondheidszorg en de zorgverzekeraars. Psychiaters en psychologen worden gedwongen om uitgebreide vragenlijst af te nemen aan hun patiënten, zowel ter diagnose als om het effect van de behandelingen te meten. Huisartsen moeten patiënten met psychische klachten ook screenen met een vragenlijst om te bepalen of ze doorgestuurd moeten worden of niet. Het diagnosesysteem van psychische aandoeningen is een gigantische, tijdsopslorpende kluwen van vinkjes die in de computer moeten worden ingevoerd.
Begrijpelijk dat de kosten in toom moeten blijven en het tot in de finesses categoriseren van klachten geeft in ieder geval de schijn van exactheid en transparantie, maar veel betekenis levert het niet op. Een psychisch hulpverlener kan zonder die meetinstrumenten ook wel bepalen of iemand zorg nodig heeft. En de effectiviteit van de behandeling blijft altijd een teer punt, hoeveel inspanning er ook besteed wordt aan voor- en nametingen.
Absurd genoeg worden tegelijkertijd aan het onderwijsfront de bakens juist verzet in omgekeerde richting. Veertig jaar lang werd de Cito-toets samen met het schooladvies gebruikt als meetinstrument om kinderen na de basisschool toe te wijzen aan de geschikte vorm van vervolgonderwijs. Die toets is afgeschaft, omdat hij de kinderen te veel stress zou geven. Hij wordt nog wel afgenomen, maar later in het schooljaar, zodat middelbare scholen de scores niet meer kunnen laten meewegen in de beslissing over toelating. Voortaan komt het oordeel uitsluitend voor rekening van de groep-acht-docent van de basisschool.
Zo’n belangrijke voor een kind levensbepalende keuze wordt gemaakt door één mens in al z’n subjectiviteit, met al z’n persoonlijke voor- en afkeuren en blinde vlekken. Terwijl: als er één betrouwbaar instrument bestaat voor de voorspelling van schoolsucces, dan is het wel de Cito-toets. Veel betrouwbaarder dan alle persoonlijkheidstests en vragenlijsten die gebruikt worden om psychiatrische aandoeningen te diagnosticeren bij elkaar. In de zorgsector wordt iedereen op een bijna autistische manier opgezweept om te werken volgens het protocol ‘meten is weten’ en in het onderwijs wordt het objectieve meetinstrument dat voorhanden is, luchtig weggewuifd: vraag maar aan meester Jaap – die weet precies hoe het zit. Don Tillman zou er geen snars van begrijpen.
Het kan wel zijn dat de Cito toets een objectief meetinstrument is, maar het is toch een vaak beperkte weergave van de werkelijkheid: juist op die leeftijd worden heel veel kinderen zo zenuwachtig van die toets, ook omdat ze weten wat ervan afhangt, dat ze die toets enorm verknallen. Beter is een leerling volgsysteem vanaf groep 1; dat haalt de stress van de Cito toets weg en vermindert ook het effect van een beoordeling door alleen de groep 8 leerkracht
Als leerkracht weet ik maar al te goed: de cito-toets is zeker objectief, maar zeer onbetrouwbaar als beoordeling.
Het is een momentopname, de formulering is vaak te lastig voor kinderen en bovendien worden kinderen met een taalachterstand keihard afgerekend op die achterstand, en worden ze ver beneden hun leerniveau geplaatst.
Het advies dat door de leerkracht gegeven wordt, is niet van die ene leerkracht.
Het is een advies gebaseerd op de ervaringen van álle leerkrachten in de héle schoolcarriere van het kind, maar uitgesproken door de leerkracht van groep 8.