Hoe verder mensen van je af staan, hoe minder goed je ze uit elkaar kunt houden. Dit ‘alle Chinezen lijken op elkaar’ effect doet zich ook bij leeftijden voor. Toen mijn kinderen klein waren, kon ik vrij nauwkeurig schatten hoe oud een onbekend kind was. Sinds ik nauwelijks nog met jonge kinderen omga, zie ik kleintjes, wat grotere kinderen en een diffuse categorie jongeren die even goed tieners als twintigers kunnen zijn. Mijn onderscheidingsvermogen voor ouderen heeft zich daarentegen verscherpt: die persoon zweeft rond de vijftig, dat is een evidente zestiger en die daar loopt tegen de tachtig.
Generalisering en specificering treden ook in omgekeerde richting op. Voor Chinezen lijken alle westerlingen lijken op elkaar. Een kind weet precies of een leeftijdgenoot iets ouder of iets jonger is. Voor de rest maken kinderen alleen onderscheid tussen de globale categorieën volwassen en oud, waarbij verschillen tussen 35 en 55 vaak niet eens worden waargenomen, omdat die voor hen niet relevant zijn. In kinderlijke ogen is iedereen die geen kind is oud.
Dit soort vluchtige inschattingen zijn onmiddellijk en onvermijdelijk. Je ziet iemand en hop, de persoon wordt in een passend hokje opgesloten. Stereotypering is een van de krachtigste mechanismes om de wereld tegemoet te treden. Daar is weinig mis mee, want de accumulatie van eerdere ervaringen stuurt op een efficiënte manier je blik. Het zijn de automatisch klaarliggende waardeoordelen die ontwrichtend werken. Je ziet een jongere met een bontkraagje op een scooter en je denkt: die heeft weinig goeds in de zin. Je ziet een middelbare vrouw in een bloemetjesjurk en je denkt: wat een duffe theemuts.
Ouderdom is, net als sekse en etniciteit, een demografisch kenmerk dat zich onmiddellijk opdringt aan de buitenwereld. Al doe je nog zo je best, je kunt het niet níet zien, met als contrapunt: je kunt het ook niet verbergen, hoe veel schoonheidschirurgie er ook tegenaan is gegooid om de verwoestende effecten van de jaren te verzachten. Het blijft een vergeefse strijd, want om het hoekje loert altijd de dood.
In een essay in Trouw getiteld ‘Oud worden, je kunt er niet jong genoeg mee beginnen’ betreurt Willem Jan Otten het verdwijnen van de eertijds normale levensfase van de ouderdom, toen dat stadium nog iets waardigs had en niet met (doods)angst, schaamte en ontkenning gepaard ging. Ouderdom en de bijbehorende geleidelijke aanvaarding van het einde is er nu niet meer bij, want in plaats daarvan zeggen mensen: ‘Ik ben zo oud als ik mij voel’. Als extreem voorbeeld hiervan wordt Keith Richards genoemd die ‘in een staat van surrealistische ontkenning verkeert’.
Ontkenning is verkeerd, het moet aanvaarding zijn. Waarom eigenlijk?
Maar de Rolling Stones doen gewoon hun werk, waar ze plezier in hebben en zakken geld mee verdienen, net als Arthur Rubinstein, Vladimir Horowitz, Claudio Abbado en zoveel andere musici van klassieke signatuur tot op hoge leeftijd hebben gedaan. Als er geen publiek meer kwam, zouden ze er wel mee ophouden. En wie zegt dat Keith Richards nooit eens ’s avonds met een whisky (die drugs heeft-ie al lang afgezworen) op de bank liggend de balans opmaakt van zijn leven en mijmert over zijn onvermijdelijk verscheiden?
Wat mij tegenstaat zijn de waardeoordelen: dit moet je als oudje wel doen en dat niet, deze kleren zijn passend en die niet, deze zelfpresentatie is oké en die andere niet, ontkenning is verkeerd, het moet aanvaarding zijn. Zelf zit ik qua ouderdombeleving aan de accepterende kant van het spectrum. Het is me teveel moeite om ertegenin te gaan. Anderzijds heb ik wel bewondering voor de verdringers en de ontkenners met hun motto ‘Rage, rage against the dying of the light’. Jongeren zien het verschil tussen accepterende en strijdbare oudjes niet eens. Die zien alleen ouderdom.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.