Spring naar inhoud


Vaderlandse geschiedenis

Jan Blokker, Jan Blokker jr. en Bas Blokker: Het vooroudergevoel. De vaderlandse geschiedenis. Met schoolplaten van J.H. Isings. Contact. E

De vaderlandse geschiedenis heeft de laatste dertig jaar een zieltogend bestaan geleid. Begrippen als voorouder, volksaard, nationale identiteit waren zelfs een beetje suspect binnen de code die voorschrijft dat mensen (volken, culturen, landen) gelijkwaardig zijn. Voorouders? Wat nou voorouders? Moeten wij ons soms op de borst kloppen, omdat hier vroeger ene Rembrandt rondliep?

De cultuurrelativistische huiver voor nationalistische sentimenten leidde vanaf de jaren zeventig tot een devaluatie van het vak vaderlandse geschiedenis op de basisschool en tot twijfel aan het nut van feiten, jaartallen en chronologie. Een thematische benadering verving op de scholen de lineair-chronologische methode, met als gevolg dat weinig mensen onder de veertig een idee hebben wie er eerder leefde: Karel de Grote of Karel de Vijfde, laat staan waar deze heren zich mee bezighielden.

Op hetzelfde moment dat er een publieke discussie wordt gevoerd over herinvoering van een culturele canon, als basis van een nationale identiteit (een begrip dat niet meer zo incorrect is als het was), komt de familie Blokker (Jan sr. columnist, diens zonen Jan jr. rector en geschiedenisleraar, en Bas, journalist en historicus) met het boek Het vooroudergevoel. Dat is nog eens een perfecte timing. De hele vaderlandse geschiedenis op een presenteerblaadje, in een nette chronologische volgorde. Met als visueel lokkertje de (voor 50-plussers bekende) schoolplaten van J.H. Isings, die in een lichtelijk bombastische stijl 43 aquarellen vervaardigde van hoogtepunten uit het verleden, zoals de Slag bij Nieuwpoort, Een zomermiddag met de Muiderkring, Kruisvaarders voor Jeruzalem. Statische taferelen, waarop geen bloed vloeit en alle aanwezigen lijken te zwijgen. Ook al kloppen de details van kleding en gebruiksvoorwerpen met hun tijd, je verwacht steeds Ot en Sien temidden van de menigte te ontwaren. Het is ontegenzeggelijk de beeldtaal van eerste helft 20ste eeuw.

Die schoolplaten, schrijven de Blokkers, ‘zouden bij hele generaties leerlingen beklijven tot haast icoonachtige herinneringsbeelden uit de vaderlandse geschiedenis’. En dat is waar. Achter elke voorstelling schuilt een verhaal, dat zie je onmiddellijk, en je hebt alleen nog een goede verteller nodig (een goede leraar) die het verhaal in geuren en kleuren uit de doeken doet. Zo zat vroeger op de lagere school de geschiedenisles in elkaar, en na afloop hoefde je eigenlijk alleen wat jaartallen te leren, wat namen in te prenten en je was klaar, want de verhalen onthield je vanzelf wel.

Dit was de methode van het aanschouwelijk onderwijs, die stamt uit begin 20ste eeuw en het een jaar of zestig heeft uitgehouden. Daarna verschoof het accent van kennis verwerven naar inzicht en vaardigheden verkrijgen. De tot de verbeelding sprekende illustraties van Isings verdwenen van de schoolmuren en werden vervangen door tekeningen van de kinderen zelf, affiches van het Wereldnatuurfonds (bedreigde panda’s) en foto’s van het door de klas geadopteerde Fosterparentskind in zijn dorp in Venezuela. Een kwestie van andere prioriteiten.

De Blokkers doen in hun boek overigens wel meer dan de methode van het aanschouwelijk onderwijs laten herleven. Aan de hand van markante jaartallen (halteplaatsen worden de hoofdstukken genoemd) voeren de auteurs de lezer mee langs belangrijke episodes uit het verleden. Een soort capita selecta die tesamen genomen toch een tamelijk volledig beeld geven. De tekst gaat veel verder dan het leveren van bijschriften bij plaatjes. Die bijschriften staan er ook, maar los daarvan vormt het boek een handzaam en gedegen overzicht van de vaderlandse geschiedenis, die bovendien heel prettig leesbaar is. Twee van de drie auteurs zijn journalist, dus dat mag je wel verwachten, maar niettemin is het een prestatie om de lezer, die misschien niet zo in Jacoba van Beieren is geïnteresseerd, heel snel bij de kladden te vatten en er voor te zorgen dat hij (zij in dit geval) dat hoofdstuk toch achter elkaar uitleest – en daarna meer weet dan daarvoor.

Toch vraag ik me af voor wie zo’n boek is geschreven. In hun eerste hoofdstuk wijzen de schrijvers op de groeiende behoefte aan nationale identiteit en het belang van geschiedenis hiervoor. Even verderop geven ze een korte opsomming van allerlei historische twisten, conflicten om de macht tussen elkaar op leven en dood bestrijdende facties. Na geconstateerd te hebben dat dit uitmondde in zestien miljoen Nederlanders die in betrekkelijke vrede met elkaar in een 21ste-eeuws koninkrijk leven, schrijven ze: ‘dat kun je bijna een bezienswaardigheid noemen.’ Maar dat geldt voor elk land dat in een tijd in vrede leeft. Elk land, elk volk heeft een geschiedenis van bloed. Voor mij is de keus tussen een goed geschreven boek over de Rozenoorlogen in Engeland of een goed geschreven boek over de Tachtigjarige oorlog nog steeds arbitrair.

Wat niet wegneemt dat hier serieuze geschiedenis wordt bedreven. Het boek is niet alleen smakelijk verhalend en feitelijk, met citaten uit oorspronkelijke bronnen, er wordt ook ingegaan op eerdere geschiedschrijvers en op de visie die zij probeerden te verspreiden. Dat de Bataven bijvoorbeeld de oer-Hollanders zijn is een mythe die uit het begin van de Renaissance stamt, toen Tacitus werd herontdekt. Door de verhalende stijl, gecombineerd met argumentaties met andere historici, rijst wel degelijk een beeld van het Nederlandse volk op uit de pagina’s. Niet een beeld dat erg afwijkt van de gangbare stereotiepen (weinig adel, relatief rijke bevolking, strijd tegen het water, veel vergaderen, koopmansgeest, boekhouders, calvinistisch, enzovoort), maar wel een dat met voorbeelden wordt ingevuld, die veel inzicht geven. Waarom is Nederland bijvoorbeeld nooit een echte koloniale mogendheid geworden, terwijl Jan Pieterszoon Coen in het verre Batavia aanhoudend smeekbrieven stuurde naar de Heren van de VOC om meer mensen te sturen voor zijn ideaal van een tweede Holland in de tropen? Hij kreeg nul op het request, omdat de Compagnie het genoeg vond om goed geld te verdienen en bovendien had uitgerekend dat de een miljoen inwoners van de zeven provinciën te weinig waren om een levensvatbare volksplanting elders mee te beginnen. Dat is interessant om te weten.

Het vooroudergevoel voorziet in het gebrek aan canon dat ervaren wordt op het vlak van de vaderlandse geschiedenis. Wie hiaten vermoedt in zijn kennis van het verleden (en wie doet dat niet), wie wil weten hoe het ook alweer zat met Floris V of Arminius en Gomarus, maar toch ook: wie de grote lijn van bijvoorbeeld de Tachtigjarige oorlog voor ogen wil krijgen, kan heel goed terecht in dit boek.

Een voorbeeldig boek dus? Toch niet helemaal. Het heeft door z’n formaat, de luxe-uitstraling en al die perfect gereproduceerde schoolplaten ook iets schrijnachtigs. Een koffietafelboek met niveau en nostalgie. Echt iets om cadeau te geven. ‘Zo,’ denkt de eigenaar van het boek, ‘fijn dat die vaderlandse geschiedenis daar in een band is bijgezet en wat hadden ze vroeger toch leuke plaatjes op school. ’t Is maar goed dat dit voor het nageslacht bewaard wordt en nu ga ik de actualiteiten van vandaag op de tv bekijken.’

Maar voor de klassieke methode van het aanschouwelijk onderwijs (eerst het plaatje, dan het verhaal, dan de feiten uit je hoofd leren) blijft natuurlijk veel te zeggen. Het vooroudergevoel is naast een op zichzelf staand boek ook een ode aan die klassieke methode.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan