Beatrijs Ritsema
In de Washingtonse schoolbureaucratie nemen ze niet-Engelssprekenden heel serieus. Elk jaar weer moet ik in september formulieren invullen met onder andere de vraag welke taal het kind thuis spreekt. Is dit iets anders dan Engels, dan krijg je een paar weken later een informatiepakket over bijspijkermogelijkheden voor Engels of (in sommige gevallen) de eigen taal en cultuur warmhoudende cursussen. Ook zijn er vergaderingen over de problemen van kinderen die andere talen spreken. In ons geval is dat allemaal niet van toepassing, dus de post gaat regelrecht de prullebak in. Juist omdat onze kinderen zo'n obscuur taaltje als het Nederlands spreken, hebben ze nooit enig aanpassingsprobleem gehad. Zwijgend betrad de oudste destijds als driejarige het speelzaaltje en twee maanden later sprak hij vlekkeloos Amerikaans. Anders ligt het wanneer de andere taal er een van een ruime minderheid is. Spaans bijvoorbeeld. In Californië en Florida zijn grote gebieden waar louter en alleen Spaans wordt gesproken, met de bijbehorende kranten, tv-stations en scholen.
Ook in Washington is een redelijk grote groep latino-immigranten en, zoals de meeste immigranten, wonen ze graag bij elkaar in de buurt. Dit maakt het lesgeven moeilijk. Een onderwijzer heeft dan een klas voor zich, waarvan de helft Engels spreekt en de andere helft Spaans. De latino kinderen leren veel minder snel Engels dan een willekeurig Koreaantje of Nederlandertje, omdat hun hele subcultuur Spaanstalig is. Een van de constructies die de overheid in stelling brengt om het onderwijs op peil te houden is de tweetalige school. Op een formeel tweetalige school wordt van de nood een deugd gemaakt. Wat eerder als achterstand of onderwijskundig nadeel gold is ineens een doel om na te streven – niet alleen voor de Spaanstaligen, maar ook voor de Engelssprekende kinderen.
Het onderwijs wordt afwisselend in het Engels en het Spaans gegeven. Het idee is dat de kinderen twee talen leren en bovendien respect voor elkaars cultuur opdoen. Op een van die scholen, waar net zo'n experiment van start is gegaan, zijn de Amerikaanse ouders furieus. De school staat in een tamelijk arme wijk en de meeste niet-latino's zijn zwart. Die hebben er helemaal geen behoefte aan dat hun kinderen Spaans leren, omdat naar hun zeggen het al moeilijk genoeg is om op adequaat niveau Engels te leren lezen en schrijven. Belangstelling voor de latino cultuur hebben ze ook niet, want daar heb je niets aan als je vooruit wilt komen.
Tweetaligheid als onderwijsdoel is inderdaad van een ijzingwekkende holheid. Een vrijwillige variant zie je op sommige privéscholen, waar sommige rijke ouders hun kinderen naar toe sturen, 'omdat het zo goed is als ze een tweede taal leren'. Meestal betreft het Spaans, maar Japans, Russisch of Frans komen ook voor. Deze ouders strooien altijd as op hun hoofd vanwege hun eigen eentaligheid en kijken bewonderend naar Europa, waar het heel gewoon is dat kinderen andere talen leren op school. Ik mompel dan maar dat het heel prijzenswaardig is om je kind in het Japans onder te dompelen (kijk, hij kan al tot tien tellen, het is me toch wat), maar intussen haal ik mijn schouders op. Het lijkt me eigenlijk een zinloze exercitie. Amerikanen (en Engelsen) kunnen het zich permitteren om geen vreemde taal te leren. Zo liggen de machtsverhoudingen. Als ze het wel doen is het uit beleefdheid of zelfontplooiing, maar met noodzaak heeft het niets te maken.
Jonge kinderen leren makkelijk een andere taal, maar vooral door middel van onderdompeling. En het gemak waarmee ze hem opdoen wordt alleen geëvenaard door de snelheid waarmee ze hem kwijtraken, wanneer de noodzaak wegvalt om die taal te gebruiken. Mijn eigen kinderen spreken nu perfect Engels, maar als we eenmaal goed en wel in Nederland terug zijn, begint het grote vergeten. Misschien behoudt de oudste zijn authentiek Amerikaanse uitspraak, maar zelfs dat is niet gegarandeerd.
Een taal leren heeft alleen zin als de noodzaak ertoe bestaat. Als de taal niet onderhouden wordt, zinkt hij onvermijdelijk weg. Nederlanders die naar Amerika zijn geëmigreerd en na 25 jaar hun geboorteland bezoeken, stellen zich niet aan met hun rare accent. Ze zijn echt vergeten hoe het moet. Bestaat tweetaligheid wel? Mijn indruk is dat het net zoiets is als biseksualiteit: het komt maar uiterst zelden voor dat het iemand werkelijk niets uitmaakt of het bed met een man danwel een vrouw wordt gedeeld. Er is altijd sprake van een aanvangsvoorkeur in de trant van 'ik val op mannen, maar een leuke vrouw ga ik ook niet uit de weg'. Met talen ligt het iets gecompliceerder, omdat het gebruik ervan rechtstreeks gekoppeld is aan een bepaald gebied. Je ziet dat aan kinderen (maar ook volwassenen) die thuis hun eigen taal spreken en buiten de deur bijvoorbeeld Engels. Ook al spreken de kinderen beide vloeiend, de Engelse termen en uitdrukkingen sluipen de moedertaal binnen, vooral wanneer het over schoolzaken gaat. Woorden als 'aardrijkskunde' of 'speelkwartier' komen weinig voor in het dagelijkse taalgebruik bij ons in huis. De kinderen spreken bijgevolg over 'geography' en 'recess'.
Het is mogelijk om de moedertaal te conserveren in een andertalige omgeving, maar op den duur ontstaat er een verschil in taalbeheersing. De moedertaal is voor de huis- tuin- en keuken-aangelegenheden van de familie; de vreemde taal voor het openbare leven en per implicatie de machthebbers. Hoe meer een tweetalige aan het publieke leven buitenshuis deelneemt, hoe vreemder de moedertaal wordt. In het geval van een immigrant betekent dat verlies van de eigen cultuur, maar een grotere kans op deelname aan de macht en op persoonlijk succes.
Wat ik niet begrijp is dat juist de overheid zich geroepen voelt om minder functionele talen, zoals het Spaans in Washington of Turks en Arabisch in Nederland, te conserveren door daar tijd en geld voor te reserveren binnen het schoolcurriculum. Waarom zouden immigranten niet mans genoeg zijn om dat in eigen beheer in hun eigen vrije tijd te doen? Dat het moeilijk is om een klas vol Turkse en Marokkaanse kinderen Nederlands te leren wil ik graag geloven. Het moet tot voor kort ook een hele opgave zijn geweest om Friese of dialektsprekende kinderen uit Maastricht of Roermond goed Nederlands te leren. Toch lukte dat – met als gevolg dat de authentieke streektalen in Nederland tot folklore verwaterd zijn. Daar kun je over treuren, maar het heeft ontegenzeggelijk tot bevrijding geleid.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.