Beatrijs Ritsema
Op nieuwjaarsmorgen 1982 werd een meisje uit de Amerikaanse staat Virginia in haar eigen auto aangereden door een andere en overleed ter plekke. De dader was een jongen van zeventien die op weg naar huis was na een feestje, waar flink champagne was gedronken. Een ongeluk, zoals er duizenden per jaar plaatsvinden; voor buitenstaanders niet meer dan een bouwsteentje voor de statistiek van de alledaagse ontsporingen, voor de betrokkenen een definitief keerpunt in hun leven. De jongen werd veroordeeld om een jaar lang voor groepen lezingen te houden over het onderwerp 'dronken achter het stuur' en werd daarnaast via de rechter door de ouders van het omgekomen meisje voor de keus gesteld om hetzij een bedrag van anderhalf miljoen aan schadegeld te betalen, hetzij achttien jaar lang (de leeftijd die ze bereikt had) elke vrijdag (de dag waarop het ongeluk was gebeurd) een check van één dollar op de post te doen, gericht aan haarzelf op het adres van haar ouders. Deze regeling zou van kracht blijven tot augustus van het jaar 2000, en de dader had weinig keus, dus hij postte zijn wekelijkse een-dollar-checks. Totdat hij er niet meer tegen kon en er mee ophield, dat was in maart 1989. Met het houden van lezingen door het hele land over de consequenties van dronken chaufferen was hij nog zes jaar extra doorgegaan, en tevens had hij twee videoprogramma's over het onderwerp gemaakt. Een reguliere baan had hij nooit gekregen.
De ouders daagden hem, inmiddels 26, opnieuw voor het gerecht wegens het niet nakomen van zijn verplichtingen. Aan de twee dozen vol met op voorhand uitgeschreven een-dollar-checks tot het jaar 2000 hadden ze geen boodschap, evenmin aan zijn tranen of spijtbetuigingen, of aan zijn bezweringen hoezeer hij in zijn dromen door het dode meisje werd achtervolgd. Elke week een check, niets meer en niets minder, dat was wat ze wilden. De eis werd toegewezen.
Een verschrikkelijk verhaal met alleen maar verliezers erin. Nu gaan alle verkeersongelukverhalen altijd over verliezers, omdat de nabestaanden voor het leven getekend zijn, en de daders (als het goed is) ook, maar dit geval is wel heel erg schrijnend. De sympathie van mij als buitenstaander gaat bijna mijns ondanks in de richting van de dader, wiens leven even grondig ontwricht lijkt als dat van de ouders. Het feit dat hij zijn schuld al die jaren niet ontlopen is, legt hierbij het nodige gewicht in de schaal. Hoe anders zou het zijn, wanneer hij vanaf het begin de zaak gesaboteerd had, of zelfs wanneer hij al na drie jaar zijn betalingen had gestaakt. Blijkbaar zit er een schaal in mijn hoofd met impliciete ijkpunten, waarop genoegdoening geleidelijk overgaat in straf, en straf in wraak. Het is vreemd, want uiteindelijk, zou je kunnen zeggen, is het slechts een symbolische straf: wat is nu helemaal één keer per week een check voor een luttel bedrag uitschrijven en op de post doen? Als iemand die zo'n misdaad heeft begaan zoiets eenvoudigs niet kan opbrengen, is dat misschien juist een reden om hem er des te meer toe te dwingen. Aan de andere kant is het symbolische aan de straf tegelijk het wurgende. De ouders beletten hem het vergeten van hun dochter; vanuit het standpunt van nabestaanden een alleszins redelijke, zelfs minimale, eis. Het is de vraag of de eis nog steeds redelijk is ten opzichte van iemand die er blijk van geeft toch al voor de rest van zijn leven aan zijn slachtoffer vastgeklonken te zijn. Er komt dan een licht-sadistische waas over het hele protocol te liggen, slechts een nuance beschaafder dan de praktijk van een heropvoedingskamp, waarvan de ingezetenen steeds maar weer dezelfde litanie van de door hun gepleegde zonden moeten opdreunen.
Voor de ouders zijn deze overwegingen volslagen irrelevant, wanneer ze afgezet worden tegen de dood van hun dochter. Het verlies is onherstelbaar, het verdriet niet te lenigen, de woede niet te temperen. De persoon van de dader, zijn wroeging, zijn boetedoening interesseren hun niet. Een wekelijkse check als tastbaar bewijs van het niet-vergeten lijkt het enig haalbare. Iets wat onvergeeflijk is, kan ook niet vergeven worden, dus zullen zij tot het jaar 2000 naar de rechter blijven lopen, telkens als de afgedwongen overeenkomst wordt geschonden.
Ze staan in hun recht, maar het is een onmenselijk recht dat bovendien hunzelf verwoest. Tegenover dood door andermans toedoen kan nooit enige genoegdoening staan, zeker niet van de kant van de dader. Contact tussen nabestaanden en dader maakt alles nog erger dan het al is: als de dader gebukt gaat onder schuldgevoel over wat hij heeft aangericht, is dat geen reden voor de nabestaanden om het hem minder kwalijk te nemen of zich beter te voelen; lijdt hij er niet onder, dan wordt de woede alleen maar groter. Het beste is om zo min mogelijk met elkaar te maken te hebben en de afhandeling van de restitutie over te laten aan een niet-betrokken instantie, de rechtsstaat. Als de strafmaat te licht is naar de zin van slachtoffers of nabestaanden, moet men zich richten op degenen die daar verantwoordelijk voor zijn en proberen daar invloed op uit te oefenen. De hulp van advokaten kan ingeroepen worden, er kunnen actiegroepen worden opgericht. Alles is beter dan zichzelf te encanailleren. Van iemand die een geërfd juweel heeft gestolen en verpatst accepteer je geen ander collier van grofweg dezelfde waarde als genoegdoening. Iemand die je poes heeft overreden, hoeft niet met een nieuw poesje aan te komen zetten. Met iemand die je dochter heeft vermoord, treed je niet in contact, geen brieven, geen gesprekken en ook geen symbolische checks. Zo iemand draag je over aan de autoriteiten – die zijn tenslotte voor het opknappen van het vuile werk.
Want dat lijkt me het ergste van die hele zich voortslepende check-geschiedenis: week in, week uit worden die ouders geconfronteerd met de handtekening van de man die hun dochter doodde. Elke week in de brievenbus tussen de rest van de post. Haar nagedachtenis wordt verwrongen en besmeurd, doordat die man zich steeds maar aandient. Het is voor de ouders onmogelijk geworden aan hun overleden dochter te denken, zonder dat zich onmiddellijk het beeld opdringt van haar moordenaar en de heisa eromheen. Hij had nooit binnengeroepen mogen worden! Wat niet betekent dat hij dan vergeven zou zijn. De dader (of diens handtekening) buiten de deur houden is geen zaak van coulantie maar van zelfbehoud.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.