Spring naar inhoud


Standje

Beatrijs Ritsema

Praten over waarden en normen is niets nieuws. Van vroeger (katholieke school) herinner ik me de moeder-overste die oriëntatielessen gaf over hoe te leven. Zij nam het hele gebied van de ethica voor haar rekening, van hoe je je te weer moest stellen tegen de verleiding van het kwade tot aan tafelmanieren en lichaamsverzorging. Tijdens die praatjes kon je vredig wegdoezelen op de cadans van de volstrekte voorspelbaarheid. Discussiëren was nog niet in de mode. Leerlingen werden geacht de wijze woorden ter harte te nemen, maar of iemand de lessen op het eigen leven betrok, betwijfel ik. Toen een van ons het gewaagd had een broekrok aan te trekken, volgde een schrobbering van de betrokkene. Dit was een schandalig kledingstuk.

Achteraf kan ik wel het verband zien tussen de wat zweverige oriëntatielessen en de banvloek op de broekrok, maar destijds was het verbod op broeken voor meisjes gewoon een van de vele regels, waarop bij overtreding een terechtwijzing volgde en soms straf. Met regels konden we uit de voeten. Je kon je eraan houden of je kon ze overtreden, maar ze boden in ieder geval meer houvast dan bijvoorbeeld de verhalen over innerlijke schoonheid, waar Jezus zo op gesteld was. De kurk waar de regels op dreven was de terechtwijzing. Met dit machtsmiddel kon het gewenste gedrag worden afgedwongen; op de bijbehorende geestesgesteldheid was minder makkelijk vat te krijgen gezien het enthousiasme waarmee mijn generatie zich op minirok en hotpants heeft geworpen.

Hoe meer ik politici, nu ook al van GroenLinks en de SP, het belang van waarden en normen hoor benadrukken, hoe neerslachtiger ik word. Van politici zou je toch mogen verwachten dat ze meer duidelijkheid betrachten dan een non in de jaren zestig. Maar nee hoor, als zij haar mond vol had van zondigheid, fatsoen en de deugd der gehoorzaamheid, dan gaat het nu over solidariteit, de-individualisering, burgerschap en weer fatsoen. Allemaal even poly-interpretabel en niemand denkt: dit slaat op mij. De kern van de zaak is, net als toen, de regels waar mensen zich wel of niet aan houden. Iedereen ziet zichzelf als in wezen een goed mens die z’n beste beentje voorzet in het leven en af en toe met tegenslag te kampen heeft. Niemand twijfelt aan z’n eigen waarden en normen en ook is iedereen op de hoogte van de regels in deze maatschappij. Ik ben nog nooit iemand tegengekomen die zegt: goh, mag je geen verf spuiten op gebouwen, dat wist ik niet.

Regels worden geschonden. Van zonder licht fietsen tot en met de bouwfraude. Voor het overtreden van de wet bestaan nog wel sancties, maar de terechtwijzing als correctie op onwenselijk gedrag is onmogelijk geworden. Ouders kunnen hun kinderen een standje geven, leraren hun leerlingen, en dat is het wel zo’n beetje. Volwassenen kunnen niet andermans kinderen terechtwijzen. Mensen kunnen elkaar niet aanspreken op verkeerd geparkeerde auto’s, hondenpoep, wildplassen, vernielingen of rotzooi neergooien, want dan krijgen ze de middelvinger of erger. De terechtwijzing wordt altijd als een zwaardere overtreding opgevat dan het vergrijp zelf. Dat is niet alleen zo tussen onbekenden. Wie een vriend of familielid terechtwijst (‘ik vind dat je je egoïstisch gedraagt’), moet rekening houden met een jarenlange brouille. Altijd is de klacht van de terechtgewezene: het gaat niet om wat er gezegd is, maar de toon waarop. Die toon is verkeerd en leidt tot een golf van instant-haat, waarbij doden kunnen vallen. Maar dat er een toon mogelijk is waarmee je iemand tot wederzijdse tevredenheid kunt terechtwijzen is een illusie. In autoritaire afhankelijkheidrelaties wordt de terechtwijzing geslikt en omgezet in smeulend ressentiment. Als iedereen gelijk is, kan niemand meer de rol van moeder-overste spelen.

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan