Britse sociologen hebben ontdekt dat de tegenwoordige elite bestaat uit culturele omnivoren. Geld en opleiding fungeren niet langer meer als de belangrijkste indicatoren voor macht en status. Volgens Mike Savage, hoogleraar sociologie te York, zijn het vooral mensen met vele uiteenlopende hobby’s die zich bovenaan de sociale ladder bevinden. Dit is een gevolg van het verdwijnen van de kloof tussen hoge en lage cultuur. De liefhebber van kamermuziek wordt ook wel eens op de voetbaltribune gesignaleerd. De professor luistert op z’n iPod naar Metallica en de ambitieuze jonge juriste heeft op haar dijbeen een tatoeage van een dolfijn laten zetten. Doordat stijlvoorkeuren en liefhebberijen hun klassegebondenheid verliezen is het makkelijker om onbekommerd tussen (voorheen) hoog en (voorheen) laag te pendelen en degenen met het breedste spectrum, de culturele omnivoren, zijn toevallig ook degenen die bovenin de sociale hiërarchie zitten. Het erop nahouden van hobby’s zou dan ook goed zijn voor de sociale mobiliteit en zou van overheidswege gestimuleerd moeten worden.
Als je je met uiteenlopende dingen bezighoudt, beweeg je je in verschillende kringen en kom je meer mensen tegen. Diversiteit in het activiteitenpatroon is altijd beter voor de sociale mobiliteit dan wanneer je steeds in hetzelfde benauwde kringetje zit en nooit iemand anders tegenkomt. Dit valt nauwelijks aan te merken als een nieuw sociologisch inzicht en wat de vermenging van hoge en lage cultuur er mee te maken heeft is ook niet duidelijk. Opvallend in het cultureel-relativisme is juist, zoals Theodore Dalrymple al opmerkte, de eenzijdigheid ervan: het zijn mensen uit de hogere klassen die rondshoppen in de lage cultuur en daar uitingen van overnemen en zelden of nooit andersom. Iedereen van hoog tot laag kijkt naar ‘Boer Zoekt Vrouw’ of ‘The Voice of Holland’ en Kluun is voor iedereen genietbaar. Maar avant garde toneel of free jazz concerten worden toch echt alleen door de intellectueel-artistieke elite bezocht en Tokkies lezen geen poëziebundels. Het onderscheid tussen hoge en lage cultuur blijft hardnekkig in stand en zal blijven bestaan zolang er sprake is van sociale stratificatie.
Toch is het Britse onderzoek naar hobby’s als cultureel kapitaal nuttig, misschien niet zozeer sociologisch, maar des te meer op het psychologisch vlak. Zie het hopeloze fenomeen internetdaten. Twee miljoen mensen in Nederland staan ingeschreven op een datingsite omdat ze op zoek zijn naar een relatie. Erg succesvol zijn ze hier niet in. De datingsites scheppen op over hun succesratio’s (sommige schermen met zogenaamd wetenschappelijke matchingmethodes), maar in werkelijkheid vindt maar een heel klein percentage echte liefde. Natuurlijk mislukt het daten voortdurend, want wie zichzelf parachuteert aan een tafeltje met een onbekende staat voor de herculische taak zich als een beminbare persoon op te stellen en tegelijk de beminbaarheid van de ander te proeven. Afgezien van de preselectie op grond van persoonskenmerken uit de demografische sfeer gebeurt dit voornamelijk door het aftasten van elkaars bezigheden, zoals ook de profielen op een datingsite vooral informatie over hobby’s en stijlvoorkeuren bevatten.
Enerzijds zijn hobby’s en voorkeuren volstrekt irrelevant en arbitrair (wat kan mij het schelen dat een kennis, een vriend of een geliefde van snooker houdt of een fan is van Star Trek), anderzijds is het delen van iets gemeenschappelijks een essentiële voorwaarde om een relatie een beetje aan te kleden. Een gemeenschappelijke belangstelling voor liefde, seks en intimiteit telt niet mee, want dat is niet onderscheidend genoeg. Toch is aan zo’n imaginair datingtafeltje de behoefte aan een partner het enige wat men werkelijk gemeenschappelijk heeft. Wie weet hebben de daters elkaar uitgekozen, omdat ze allebei sportief zijn of allebei van Bob Dylan houden of van de Koreaanse cinema. Maar over een hobby praten verschilt dag en nacht van een hobby beoefenen. Het een is virtueel en bloedeloos, het ander is echt. Het aftastende hobbygesprek is even weinig subtiel als een tekening maken met behulp van een verkoolde boomtak.
Iemand is wat hij doet en niet wat hij zegt wat hij doet. Om een gelijkgestemde te vinden die beminbaar is, zul je moeten zoeken onder mensen die plezier hebben in hetzelfde soort activiteiten. Hoe meer hobby’s waarvoor je de deur uit moet, hoe groter de kans. In een variant op John Lennon: Love is what happens to you when you’re making other plans.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.