Beatrijs Ritsema
Tegenover een verliezer staat een winnaar, maar wat staat er tegenover een slachtoffer? De ene keer is het een beul, dan weer een oplichter, een onderdrukker of een psychopaat. Het kan ook breder: een natuurramp, een oorlog, een ziekte. En vager: het systeem, het verkeer, het patriarchaat.
Een verliezer kan medelijden wekken, maar door merg en been gaat het niet, want een verliezer had in theorie ook een winnaar kunnen zijn. Bij onschuldige slachtoffers valt er niet onder medelijden uit te komen: ze zitten zich rustig met hun eigen zaken te bemoeien, totdat ze ineens overvallen worden door een gruwel.
De onschuld van slachtoffers wekt bij de toeschouwers niet alleen medelijden maar ook weerzin. De opnamecapaciteit voor andermans leed is beperkt en overdosering kan leiden tot het wegredeneren van onbehagen in de trant van: als hij haar zo vreselijk geslagen heeft, dan moet ze het er wel een beetje naar gemaakt hebben. Het is zaak deze weerzin binnenboord te houden, want voordat je het weet verandert het slachtoffer in de aanstichter van zijn eigen ellende.
Weerzin voor slachtoffers is ongepast. Men hoort zich niet vol walging af te wenden van meervoudig gehandicapten, uitgehongerde Somaliërs of aids-lijders. Zelfs medelijden gaat eigenlijk al over de schreef. Toch is er nauwelijks een andere reactie denkbaar, behalve dan iets manhaftigs als 'Dit mag nooit meer gebeuren! We moeten hier nu een eind aan maken! Er moet meer geld op tafel komen! Laten we handtekeningen verzamelen!'
Het slachtofferschap laat de toeschouwer weinig ruimte voor gevarieerde reacties. In Amerika trekt deze maanden een dansgezelschap onder leiding van de zwarte choreograaf Bill T. Jones door het land met het door hem bedachte programma [c] Still/There [l]. De dansers dansen tegen een achtergrond van videobeelden, waarop aids-patiënten vertellen over hun leven met deze ziekte en hun naderende dood. Deze voorstelling kreeg veel lovende recensies, maar werd aangevallen door Arlene Croce, de danscriticus van The New Yorker. Zij weigerde de voorstelling te gaan zien, omdat ze niet door de (eveneens aan aids lijdende) maker in de richting van medelijden gemanipuleerd wilde worden. In het aangezicht van werkelijk stervende mensen kon zij naar haar idee haar taak als criticus niet behoorlijk doen.
Een heleboel mensen beschuldigden haar van struisvogelpolitiek, omdat aids nu eenmaal bij deze tijd hoort en kunstenaars vanuit hun eigen ervaring werken. Maar ik kon me wel iets voorstellen bij haar weerzin. Elke choreografie wordt triviaal, wanneer je de getuigenis van een stervende erachter projecteert. Hoewel dit in het dagelijks leven aan de orde van de dag is (in de oorlog wordt op de ene plek gevochten en gestorven en een eindje verderop geklaverjast en piano gespeeld), heerst in de kunst de conventie van stylering, hoe minimaal ook.
Kunst en ongestyleerd slachtofferschap verhouden zich niet plezierig met elkaar. Medelijden is een emotie met een beperkte reikwijdte en het agit-prop element van de combinatie (het laten-we-de-handen-ineen-slaan-gevoel) wordt al snel een goedkope boodschap op actiegroep-niveau. Kunst en televisie vormen ook al geen geweldig ensemble. De wet van de verbroedering van gemeenschappelijke vijanden voorspelt een warme verhouding tussen slachtofferschap en televisie en die bestaat dan ook. Bij deze openbare hartuitstortingen is iedereen gebaat: de slachtoffers krijgen aandacht, het publiek bevredigt zijn voyeurisme en de omroep ziet de kijkcijfers opgestuwd.
Een van de mooiste oorlogsboeken die ik ken is [c] Kinderjaren [l] van Jona Oberski. Het gaat over een joods jongetje als slachtoffer van tijd en omstandigheden. Het boek is zo goed geschreven dat het verhaal wegzweeft van de rauwe emoties, waar het door ingegeven werd, en een tijdloze geldigheid krijgt.
Waarschijnlijk is drie kwart van alle geproduceerde kunstwerken het gevolg van persoonlijk leed en gesublimeerd slachtofferschap, wat niet wil zeggen dat de schokkende verhalen van ter dood veroordeelden (of het nu aids of kanker of elektrische stoel is) op voorhand iets met kunst te maken hebben. En [c] Shoah [l] van Claude Lanzmann dan, werp ik mezelf tegen. Ja, oké, maar wie daar naar keek, werd niet afgeleid door mensen die op de voorgrond een dansje maakten.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.