Talking From 9 to 5
How Women's and Men's Conversational Styles Affect Who Gets Heard, Who Gets Credit, And What Gets Done At Work
door Deborah Tannen
Uitgever William Morrow, 368 p., $ 23
Nederlandse vertaling:
In Talking from 9 to 5 past Deborah Tannen het thema sekseverschillen in conversatiestijl toe op het gebied van werk. Het boek is een toespitsing van het meer algemene You Just Don't Understand (1990). Het uitgangspunt is hetzelfde: mannen en vrouwen houden er een verschillende manier van praten op na, hoe komen deze verschillen tot uiting en wat zijn de gevolgen? In You Just Don't Understand ging het over miscommunicatie tussen partners of vrienden; in Talking From 9 to 5 wordt het verschil in praatstijl gelieerd aan diverse soorten leiderschap, invloed aan de vergadertafel en ook aan een fenomeen als het glazen plafond.
Een van de belangrijkste aspecten waarin spreekstijlen van elkaar kunnen verschillen is de mate van directheid. Hoewel op het eerste gezicht directheid (zeggen waar het op staat) geassocieerd wordt met macht en zelfvertrouwen, terwijl indirectheid duidt op ondergeschiktheid en onzekerheid, laat Tannen zien dat het niet zo eenvoudig ligt. Dat komt doordat er een ander element doorheen speelt, namelijk beleefdheid. Een chef die een directe opdracht verstrekt doet tegelijk aan machtsvertoon. Vergelijk 'zoek uit wat er hiermee aan de hand is' met 'zou je hier eens naar willen kijken?' De tweede opdracht klinkt vaag en het lijkt alsof er slagen om de arm worden gehouden, maar voor de uitvoerder van de taak is geen misverstand mogelijk. Hoe meer macht iemand heeft, stelt Tannen zelfs, hoe meer indirectheid hij zich kan permitteren. Ze geeft een voorbeeld van een man die jarenlang in de militaire hiërarchie van het Pentagon gewerkt had en zich na zijn overstap naar het bedrijfsleven gefrustreerd voelde in de omgang met zijn secretaresse. Als hij tegen haar zei: 'Hebben we een lijst van genodigden?' antwoordde ze: 'Ik weet het niet, waarschijnlijk wel' in plaats van 'Ik zal ervoor zorgen'. In het leger was de opmerking 'Het is hier warm' van een bovengeschikte al voldoende voor een ondergeschikte om het raam open te zetten.
Vrouwen hanteren vaker dan mannen een indirecte spreekstijl. Maar dit zegt niets over hun zelfvertrouwen of hun geschiktheid voor leidinggevende posities. Toch wordt het indirecte spreken van vrouwen vaak als contra-indicatie voor leiderschap opgevat, terwijl bij mannen een indirecte spreekstijl als bewijs van autoriteit geldt.
Deze paradox keert door het hele boek heen terug. Van vrouwen wordt een vrouwelijke stijl verwacht. Voldoet een vrouw aan die impliciete norm (indirect spreken, vaak het woord 'sorry' gebruiken, suggesties in de vorm van een vraag formuleren, veel bevestigende tussenwerpsels à la 'mm-mm', 'oké' door het gesprek heen vlechten), dan wordt ze minder serieus genomen dan een man die er een assertievere stijl op na houdt. Gedraagt ze zich daarentegen als man met de mannen, dan staat er een keur van minder prettige stereotypieën klaar om dit af te straffen. Margaret Thatcher werd 'the iron maiden' genoemd. Sterke vrouwen
gaan door voor dragon lady of schooljuffrouw of hoofdverpleegster. In het nederlands zijn het altijd vrouwen en geen mannen die 'haar op hun tanden hebben'. In al deze benamingen (witch, bitch, boze stiefmoeder) draait het om een gebrek aan vrouwelijkheid. Sterkheid is niet sexy voor een vrouw. Zelfs een krachtige moeder wordt al snel een verstikkende moeder.
Uit de praktijk van het vergaderen is bekend dat de inbreng van vrouwen achterblijft bij die van mannen. Dit geldt voor besprekingen op het werk, maar ook voor leerlingen in de klas en studenten in werkgroepen. Vrouwen nemen minder vaak deel aan het gesprek en bovendien zijn ze korter aan het woord. Wordt een groot gezelschap in kleine groepjes verdeeld, dan stijgt de vrouwelijke inbreng. Wie in een vergadering veel aan het woord is, heeft een grotere invloed op de besluitvorming. Het is een strijd waar vrouwen (en trouwens ook genoeg mannen) vaak geen zin in hebben om hem aan te gaan. Niet omdat ze geen mening of geen ideeën hebben, maar omdat ze confrontaties schuwen. Ook bij dit verschijnsel van de zwijgende vrouwen noteerde Tannen trouwens een paradoxale uitzondering. Van een groepje artsen in opleiding was het een vrouw die de meeste vragen stelde aan de professor, wanneer ze hun ronde langs de patiënten maakten. Zij was het die later een relatief slechte beoordeling kreeg. De professor was van mening dat ze te weinig wist. De andere studenten (mannen) wisten ook een heleboel niet, maar zeiden dat ze liever zelf iets in de bibliotheek opzochten dan voor hun onwetendheid uit te komen.
Nog een laatste voorbeeld van verschil in stijl en hoe dat kan doorwerken in bijvoorbeeld promoties. Twee afdelingen in een bedrijf moesten gecomputeriseerd worden. De ene manager (een vrouw) zat daar al een jaar naar toe te werken door de mensen erop voor te bereiden en bij het aanstellingsbeleid computervaardigheden te eisen. De overschakeling verliep daardoor vlekkelooos. Op de andere afdeling stonden de werkers ineens min of meer voor een voldongen feit en er ontstond groot gemor en protesten. De manager (een man) pacificeerde de zaak door de werkers een gratis lunch aan te bieden, gecombineerd met een computercursus. Voor deze 'brandblus'-actie kreeg hij als beloning een bonus van de directie, terwijl de preventieve aanpak van de vrouwelijke manager onopgemerkt bleef.
Door de voorbeelden die ik uit Talking from 9 to 5 overneem lijkt het misschien alsof Tannen de vrouwelijke spreekstijl een betere beoordeling geeft dan de mannelijke. Dat is zeker niet het geval. Ze beschouwt ze als gelijkwaardig. In sommige omstandigheden heb je meer aan assertiviteit, in andere meer aan indirectheid, en beide stijlen kunnen door beide seksen misbruikt worden.
Wat enigszins impliciet wel uit haar boek valt op te maken is dat vrouwen minder vrijheid in stijl hebben dan mannen. Ook al zijn mannen in het algemeen voortvarender en directer in hun spreekstijl, er zijn er ook een heleboel die nooit op vergaderingen het hoogste woord voeren. Daar kijkt niemand van op en daar zit niemand mee. Maar vrouwen zijn 'gemarkeerd', zoals dat in het linguïstische jargon heet. Zoals een vrouw er niet aan ontkomt een bepaalde indruk te wekken, hoe ze zich ook uitdost (beschaafd, sportief, tuttig, modieus, al dan niet met makeup), zo ontkomt ze ook vooralsnog niet aan een beoordeling van haar
stijl als werkende vrouw. Als ze rustig en empathisch te werk gaat, komt dat doordat ze een vrouw is. Als ze ambitieus is en een pittige strijd niet uit de weg gaat, probeert ze juist onder het stereotype uit te komen. Mannen hebben het makkelijker: hun uitmonstering is ongemarkeerd – ze hebben eenvoudig een pak aan. Ze hebben geen kapsels en het hele spectrum van spreekstijl staat tot hun beschikking zonder consequenties voor hun mannelijkheid.
Beatrijs Ritsema
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.