Spring naar inhoud


Sappelen zonder uitzicht op winst

De economie schijnt uit het dal te geraken. Voor het volgend jaar belooft de regering een (minuscule) groei, waardoor burgers een beetje lastenverlichting tegemoet kunnen zien. Leuk natuurlijk, maar ik heb niet het idee dat er iets verandert in het algemene plaatje. Dat gaat niet zozeer over de groeiende kloof tussen rijk & arm (ook al is er veel te doen over Piketty), maar over organisatie en structuur van het werk zelf, en dan vooral de geleidelijke verdwijning van de vaste baan.

Dit is een enorm verschil met de crisis van de jaren tachtig. Enerzijds zag de situatie destijds er veel grimmiger uit: hoge werkloosheidscijfers, heel veel jongeren-met-een-uitkering die dachten dat ze nooit wat te doen zouden hebben, behalve in kraakpanden wonen en actie voeren. Anderzijds was er onder 30-plussers, het werkende deel van de bevolking, niet zo veel aan de hand. Zij die ontslagen werden in de maakindustrie genoten een redelijke uitkering en bovendien waren er allerlei sectoren in opkomst (de media, de zorg, in iets minder mate cultuur), waar mensen emplooi konden vinden, en toen de IT-sector eenmaal van de grond kwam, was het afgelopen met de werkloosheid. Achteraf gezien viel die jaren-tachtig-crisis reuze mee.

Dertig jaar geleden liep de scheidslijn tussen mensen-met-een-baan en mensen-zonder-baan. De baanlozen probeerden uit alle macht in het andere kamp te komen of stelden zich om ideologische redenen tevreden met hun basisinkomen. In deze tijd loopt de scheidslijn tussen mensen-met-werk en mensen-zonder-werk, en de laatste groep is zo ongeveer non-existent. Iedereen doet wel wat, zelfs thuisblijfmoeders hebben hun handen vol, maar de klassieke, vaste voltijdsbaan gaat eruit. Het werk is om te beginnen door de instroom van vrouwen op hun verzoek opgesplitst in deeltijdbaantjes, vervolgens losgewrikt van de grote bedrijven en de overheidsorganisaties en uitbesteed aan freelancers. Met als gevolg een afschuwelijke fragmentatie van de arbeidsmarkt.

Voor de werkgevers heeft het outsourcen van werk louter voordelen. Ze hoeven geen sociale premies meer te betalen. Wél brengt het binnen organisaties en bedrijven veel meer bureaucratie met zich mee, maar dat gedoe met roosters afstemmen en overleggen had je ook al met het groeiende aandeel parttime werk. Vooral vervelend voor de klanten, die liever één juf of meester voor de klas hebben staan dan twee of drie, die liever door dezelfde arts in het ziekenhuis te woord worden gestaan dan telkens weer een andere, die liever een vaste thuishulp over de vloer krijgen dan steeds weer een nieuw gezicht, maar hey, het gaat erom dat het werk correct en efficiënt wordt uitgevoerd. Wie het klusje opknapt doet er niet toe.
Klanten en afnemers schikken zich morrend, wat moeten ze anders? Maar de werkers zelf, afgestudeerde cultuurwetenschappers, filosofen, slavisten, bestuurskundigen, vertalers, Europakundigen, neuropsychologen, orthopedagogen, journalisten, bestudeerders van internationale betrekkingen, kunnen nergens een vaste baan vinden en worden noodgedwongen zzp’er.

Ik heb heel lang gedacht dat het niets uitmaakte wat je studeerde, omdat mensen toch vaker niet dan wel in hun eigen richting terecht kwamen, en als hoogopgeleide vond je altijd wel een baan, al was het maar bij een provinciale gemeente nota’s tikken. Niet meer dus, want dit werk wordt ook uitbesteed aan willige zzp’ers die weer even voor een week onder de pannen zijn. De lof van het zzp’erschap wordt gezongen met verwijzing naar onafhankelijkheid, werk kunnen doen waar je ‘blij’ van wordt en fijne combineerbaarheid met ouderlijke taken of mantelzorg. Van de bijkomende plicht om te acquireren, state of the art portfolio’s samen te stellen en via sociale media de zelfpromotie ter hand te nemen word ik al depressief, als ik er alleen maar aan denk. 21ste-eeuwse jongeren draaien er kennelijk hun hand niet voor om, maar het idee dat er nooit ergens een gewoon vast baantje in het verschiet ligt, desnoods parttime, moet hun toch ook wel eens naar de keel vliegen.

In de NRC-Next Carrière-bijlage afficheert theaterwetenschapper en neerlandica Alexandra Smith (38, ziet eruit als 28) zich als zzp’er op zoek naar vaste opdrachtgevers. Tien jaar sappelen en nog geen meter opgeschoven. Haar foto plus noodkreet deed me denken aan de bekende foto van de man met het sandwichbord uit de Grote Depressie: ‘Will work for food’. Al die zzp’ers zijn even zo vele mensen met deprimerende sandwichborden.

Artikelen in Column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan