Beatrijs Ritsema
Je hebt mensen die het liefst alles bewaren en mensen die graag zo veel mogelijk weggooien. Zelf hoor ik thuis bij de weggoooiers. Op mijn aanrecht houden dingen die er niets te maken hebben het niet langer dan een paar uur vol. In de rest van het huis gelden iets soepeler standaarden, maar toch vormt elke weggooi-handeling een kleine bevrijding uit de kluisters van de materie. Bewaren is neerdrukkend, weggooien is lichtzinnig.
Met een positief etiketje zou je het ordelijkheid kunnen noemen, maar strikt genomen gaat het om luiheid: het is me eenvoudig teveel moeite om een klerenkast voor de helft vol met ongedragen spullen te moeten doorploegen op zoek naar iets bruikbaars; ik heb er geen zin in allerlei waardeloze onzin te moeten verplaatsen, voor ik een nieuwe batterij te pakken heb of een pleister voor een geschaafd kinderknietje.
Deze door luiheid ingegeven ordelijkheid verklaart ook mijn instinctieve weerzin tegen recyclen. Het eerste dat bij me opkomt als ik aan recycling denk, is een huis waarin de aanrecht, alle vensterbanken en schoorsteenmantels vol staan met lege blikjes, die in vrolijke kleuren beschilderd zijn om ooit als pennehouders te dienen. Ook stikt het er van de lege yoghurt-containertjes, waarin armzalige stekjes van chlorofieten opgekweekt worden, lege flessen die als kandelaar fungeren en grote stapels jaargangen van de Libelle (handig voor recepten en breipatronen).
Dit is een beetje flauw van me, want iedereen weet dat onder recyclen iets veel fundamentelers wordt verstaan: glasbakken, de inzameling van plastic en aluminium, het erop nahouden van een aparte (gemeen stinkende) bak voor organisch afval (die niet vaker dan eens per twee weken wordt opgehaald), hergebruik van oud papier, en, de edelsteen onder de recyclingshandelingen: het gebruik van katoenen in plaats van wegwerpluiers. Het is allemaal even nobel en toch blijf ik wantrouwig. Neem bijvoorbeeld de wegwerpluier. Een uitvinding die als geen ander heeft bijgedragen tot het comfort van moderne ouders (en hun baby's). Maar de milieubeweging wil de consument doen geloven dat wegwerpluiers 5 tot 12 % van het totale huishoudelijk afval uitmaken en daarmee een onverantwoord zware druk op het milieu leggen.
De Amerikaanse afvalarchaeologen Rathje en Murphy hebben door middel van opgravingen in vuilnisbelten vastgesteld dat luiers slechts 1 à 1.5 % van het totale afval uitmaken. We hoeven dit onderzoeksresultaat niet voetstoots over te nemen (Amerikanen zijn tenslotte notoire weggooiers, wat zou betekenen dat het aandeel luiers op de afvalhoop relatief kleiner is), maar we kunnen het makkelijk voor Nederland uitrekenen. Dit gaat als volgt: Toen ik nog een tweepersoonshuishouden vormde, voor de komst van ons eerste kind, zette ik elke week twee vuilniszakken op straat. Toen de baby eenmaal daar was, werden dat er drie, ofwel een afvaltoename van 50 %. Nu worden er jaarlijks dertien baby's geboren op 1000 inwoners. Deze 1000 inwoners bevinden zich in 400 huishoudens, want het gemiddelde huishouden in Nederland bestaat uit 2.5 persoon. Als ik mijn eigen vuilniszakkengedrag als gemiddeld beschouw, volgt daaruit dat 400 huishoudens gemiddeld 800 zakken buitenzetten per week, en daar komen dan 13 zakken bij voor elk huishouden waarin zich een baby bevindt. Dit aantal van 13 moet met een factor 2.5 vermenigvuldigd worden, omdat het 2.5 jaar duurt voor een kind zindelijk is. Dit levert 32 zakken vol met luiers op, hetgeen op een totaal van 832 neerkomt op een aandeel voor de wegwerpluiers van iets minder dan 4 %.
Moeten we ons nu echt in bochten gaan wringen met die smerige, rode billetjes veroorzakende, katoenen kledderlappen, die bovendien ook een niet onaanzienlijke hoeveelheid energie kosten in de zin van heet water om ze schoon te krijgen en benzinekosten in geval van luiercentrales, en oppervlaktewater vervuilende wasmiddelen, louter en alleen om tot een besparing van 4 % afval te komen? Ik weet wel betere dingen om me schuldig over te voelen. Kranten en tijdschriften lezen bijvoorbeeld. Volgens diezelfde Rathje en Murphy maakt oud papier ongeveer 40 % van het afval uit. Dit stemt somber, maar ik lees er geen krant minder om. Wel zette ik altijd oude kranten apart (in lege pamperdozen, handig!) op straat voor de oud-papierhandel en maakte ik trouw mijn tochtjes naar de glasbak.
Hier in Washington draait sinds een jaar ook een recycling-programma, en ik ben de beroerdste niet, en heb gelukkig ook een grote keuken, dus ik doe mee met de kranten in papieren zakken en het blik, het glas en het plastic in blauwe, biologisch afbreekbare (?) plastic supermarktzakjes. Niet dat ik er veel vertrouwen in had, want hoe zit het eigenlijk met de resten mayonaise en jam in de glazen potjes (of moet je soms alles eerst schoonschrobben – dat kost ook energie) en de etiketten op de blikjes en potjes (die krijg je er met geen mogelijkheid vanaf) en het lood op de wijnflessen, en de kleuren-reclamefolders die in de kranten verstopt zitten? Maar mijn verstand stond pas echt stil, toen ik op een gegeven moment zag hoe de ophalers alles bij elkaar in de recycling-vrachtwagen mikten en hoe de perser de rotzooi nog eens lekker aanstampte. Al snel verschenen verontruste brieven in de krant, waarna een woordvoerder van de gemeente helderheid schiep: al het te recyclen spul gaat naar een stortplaats, waarop gemeentewerkers rondlopen die alles weer uit elkaar pluizen, glas bij glas, papier bij papier, enzovoort.
Voelde ik me bedrogen? Nauwelijks, want ik wist allang dat de oud-papierhandel in elkaar gestort is, sinds elke gemeente zich op het inzamelen van kranten heeft gestort. Met oud papier valt tot op zekere hoogte iets te doen: je kunt er cornflakes-pakken van maken, autoportieren van binnen mee opvullen en (voor 30 %) nieuwe kranten van maken. Maar het aanbod is onnoemelijk veel groter dan de vraag. Idem voor gebruikt glas en plastic. Eigenlijk is alleen aluminium rendabel, in die zin dat de kosten van blikjes recyclen opwegen tegen de baten.
Wat mij ergert aan de recycling-beweging is dat ze de burgers blijft bestoken met vrome regels voor goed gedrag, terwijl zich aan de andere kant een stuwmeer van onbruikbare rotzooi vormt, waar niemand vooralsnog mee uit de voeten kan. Ware ik trouw aan mijn eigen leer, ik zou alles bij elkaar in een zak mieteren, maar ja, je voelt je ook weer zo'n milieu-barbaar, als je als enige van de straat niet je blauwe zakjes buiten zet op woensdag. Dus maak ik mijn loze gebaar terwille van de maskerade die voor recycling doorgaat.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.