Beatrijs Ritsema
De mens is een omnivoor. Op uitspraken die met 'de mens' beginnen (de mens is oorlogszuchtig, heteroseksueel, egoïstisch, enzovoort) valt altijd het een of ander af te dingen of een context aan toe te voegen, maar omnivoor geldt voor alle tijden en alle culturen. Het menselijk spijsverteringssysteem lijkt niet op dat van een carnivorische poema, noch op dat van een herbivorische koe, maar op dat van het allesetende varken. Het gegeven dat zowel plantaardige als dierlijke grondstoffen in aanmerking komen als voedingsmiddel garandeert aanpassing aan de meest uiteenlopende omstandigheden. Vandaar ook de idiote diversiteit aan etenswaar die mensen zoal over de wereld consumeren. Hier eet men rauwe haring, elders gebakken sprinkhanen of schapenogen in gierst, insectenlarven, inktvis, knollen, uier of zeewier.
Er zijn zo ongelooflijk veel mogelijkheden, die, zo leert de ervaring, door verschillende mensen naar tevredenheid worden benut, dat er voor voeding geen algemene regels gelden, behalve dan de regel 'anything goes'. Het maakt niets uit hoe je aan je eiwitten, koolhydraten en vetten komt, want de menselijke spijsvertering is weergaloos robuust. Je kunt er van alles instoppen en het lichaam weet er nog wel iets van te maken, energiegewijs gesproken.
Dit ervaringsfeit zou tot vreugde moeten stemmen. In deze maatschappij waar je de keus hebt uit honderden soorten voedsel, zou niemand zich zorgen moeten maken over eten, want er is genoeg en er is genoeg keus. Toch lijkt voedsel in verband met gezondheid juist een bron van steeds grotere zorg te worden. Het gaat me nu niet om het Belgische dioxineschandaal, waarbij zich illegale praktijken met afgewerkte motorolie hebben voorgedaan. Bij zo'n schaamteloze bedreiging van de volksgezondheid moeten ministers vanzelfsprekend aftreden, al denk ik dat de gezamenlijke Belgische spijsverteringssystemen wel raad weten met die over honderden voedingsmiddelen uitgesmeerde extra picogrammen dioxine.
Sluipender dan de extern ontstane voedselschandalen (gekke-koeien-ziekte, salmonella-kippen, varkenspest) is de ondergraving van bepaalde soorten voedsel van binnenuit, qualitate qua zou je kunnen zeggen. Van de week zag ik een bedeladvertentie staan van de Nederlandse Kankerbestrijding met als slogan: 'Minder vet, meer groente en fruit. Minder kanker'. In kleine regeltjes stond daaronder: 'Bij één op de drie mensen die in ons land aan kanker overlijden, is deze ziekte vooral het gevolg van voedingsgewoonten.' Hoe weten ze dat? denk ik, als ik zoiets lees. Hoe durven ze zoiets ijskoud te beweren?
Nu ik halverwege de veertig ben, hoor ik vaker van mensen met kanker dan toen ik jonger was. Soms gaat het om mensen uit mijn eigen leeftijdsgroep, soms zijn ze tien, twintig of dertig jaar ouder, en in een enkel geval gaat het om een kind. In alle gevallen, of ik deze mensen nu persoonlijk ken of niet, vind ik het buitensporig grof om zelfs maar te denken: 'Zo, zo, dertig procent van jullie zullen de afgelopen jaren wel te weinig postelein en selderie gegeten hebben en te veel kroket en biefstuk.' Niet alleen is dit beledigend, het kan eenvoudig niet waar zijn. De hele opzet van de menselijke robuuste spijsvertering verzet zich tegen zo'n simplistische relatie.
Er zijn duizenden onderzoeken gedaan naar relaties tussen voeding en kanker. Iedereen kan in deze resultaten grabbelen en tevoorschijn trekken wat in z'n kraam te pas komt. Maar interessanter dan deze confetti zijn de meta-studies, waarin gekeken wordt of er een tendens over alle onderzoeken heen aan te treffen is. Dus niet één onderzoekje met een positieve correlatie tussen het eten van slap witbrood en darmkanker, maar alles analyseren wat het verband onderzocht tussen bijvoorbeeld vezelrijk/vezelarm voedsel en kanker. Dit soort meta-analyses hebben nog nooit een hard wetenschappelijk resultaat opgeleverd, behalve dan als het over roken gaat. Hiervan is onomstotelijk de relatie met kanker bewezen.
Als het over grote voedingsgebieden gaat (dus niet iets detaillistisch als aflatoxine), zoals 'blikvoedsel' of 'junkfood' of 'veel vlees' kun je niet wetenschappelijk volhouden dat consumptie hiervan tot kanker leidt. De verbanden zijn te dun voor een dergelijke generalisatie. Zelfs het als de pest gevreesde 'veel vet' leidt nog niet tot kanker. Wie veel vet consumeert, wordt te dik en dikke mensen hebben meer hartkwalen en lijden aan suikerziekte, maar ze hebben niet meer kanker dan dunne mensen.
Het enige verstandige wat over eten gezegd kan worden is dat het matig en gevarieerd moet gebeuren en zelfs dat vormt geen garantie tegen kanker. Spijtig voor Maarten 't Hart, maar ook vegetariërs zijn niet gevrijwaard van kanker. In zijn laatste column 'Sojabonen' maakte 't Hart gewag van zijn bekering tot het vegetarisme, omdat hij denkt dat vlees eten tot kanker leidt. Hij baseert zich op een onderzoek in China waaruit bleek dat rijke Chinezen die veel vlees en weinig groenten aten een veel hoger kankerriscico hadden dan arme Chinezen die alleen hun zelfverbouwde groenten aten.
Ik achtte Maarten 't Hart altijd een man van de wetenschap, maar blijkbaar heeft hij z'n verloren God der gereformeerden ingeruild tegen de even vreugdeloze God van het vegetarisme. Met voorbij gaan nota bene aan zijn held Darwin (als de evolutie ons de rol van sla-eter had toebedeeld, had zij ons wel met vier magen uitgerust). Maar afgezien daarvan: kanker is een ouderdomsziekte! Dit is een keihard verband dat vroeger en nu en overal stand houdt. Waarom komt kanker hier in het Westen zoveel meer voor dan honderd jaar geleden? Omdat iedereen oud genoeg wordt om eraan toe te komen. Een ander al even hard verband is dat rijke mensen langer leven dan arme mensen. Ook dit geldt vroeger en nu en overal. Is het verbazend dat rijke Chinezen die zich volstoppen met vlees kanker krijgen? In het geheel niet, want die arme Chinezen op het platteland, dromend in hun schrale moestuintjes van een sappige Pekingeend, zijn al overleden voordat de kankergerechtigde leeftijd in zicht kwam.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.