Dit is een tijd van grenzeloosheid. Per vliegtuig ben je in een half etmaal aan de andere kant van de wereld. Op internet surf je in een paar seconden van nuttige sites naar zware porno. Immigranten kunnen in luttele jaren een cultuur ingrijpend veranderen. Ook het gewone dagelijkse leven wordt gekenmerkt door de afwezigheid van afbakeningen tussen de ene en de andere sfeer. Er bestaat steeds minder verschil tussen de kleren die men thuis draagt en de kleren die men voor het werk of voor het theater aantrekt (of naar begrafenissen). Het is allemaal zo’n beetje hetzelfde. Voor zover je nog verschillen kunt waarnemen, zijn die terug te voeren op individuele stijl: de ene persoon ziet er, waar hij zich ook bevindt, uit als om door een ringetje te halen; de ander heeft consequent iets slonzigs over zich.
Het zijn niet langer de omstandigheden die voorschrijven hoe iemand zich gedraagt, maar het individu dat zijn stijl en karakter op een consistente manier uitdraagt ongeacht de omstandigheden. Dit alles is al minstens een jaar of dertig aan de gang en kan samengevat worden onder de noemer ‘informalisering en democratisering’. Het vervagen van de grenzen tussen werk en privé is vaker gesignaleerd. Arlie Hochschild beschreef in haar boek The Time Bind (2000) het merkwaardige verschijnsel dat Amerikaanse werknemers geen gebruik maakten van de door het bedrijfsleven geboden mogelijkheden voor part time werk (om meer tijd aan kinderzorg en gezinsleven te kunnen besteden). De reden hiervan was dat de werknemers, zowel mannen als vrouwen, liever op hun werk zaten dan thuis. Op het werk was het overzichtelijk, er heerste een prettige sfeer met collega’s onder elkaar, men kon elkaar vertrouwen en ving elkaar op. Thuis daarentegen ging het er veel chaotischer aan toe, met zeurende, impulsieve kinderen met wie de hele tijd iets moet gebeuren, huishoudelijke taken die lagen te wachten na de werkdag, gesteggel met de partner over wie er wat moest doen, en andere verplichtingen.
Aan de behoefte aan vertrouwdheid werd op het werk beter voldaan dan thuis, waar de schaarse vrije tijd onder druk stond van een nooit eindigende serie taakjes. Op het werk is het gezellig, thuis moet je werken, zo keken de geïnterviewden tegen hun leven aan.
Het was een interessante analyse, waar ik wel iets in herkende, omdat ik me nog goed herinnerde hoe ik tijdens de drie maanden verlof na de geboorte van mijn tweede kind uitkeek naar de dag waarop ik weer aan het werk zou gaan. Er is weinig zo vermoeiend als de hele dag doorbrengen met een peuter van anderhalf en een baby. Ik snakte naar de rust op mijn werk.
Werk is veel meer dan alleen een bron van inkomsten. Mensen hebben er hun sociale contacten, ze zien hun collega’s vaker dan hun beste vrienden, soms ook vaker dan hun eigen gezin, ze wisselen vertrouwelijkheden uit bij de koffieautomaat, ze werken samen, lossen problemen op, ze verkeren niet zoals vroeger in angst voor autoritaire chefs, want de chef, die je mag tutoyeren, gedraagt zich ook als ‘een van ons’. Het is kortom een groot, gezellig jeugdhonk op het werk.
Dat heeft grote voordelen, natuurlijk: ontspannenheid, camaraderie, ongemaskerdheid. Er zijn ook nadelen. Als het werk qua sfeer teveel gaat lijken op het privédomein, waar mensen onbekommerd zichzelf mogen zijn, dan haal je ook de minder prettige zelf-expressie binnen. Met als vervelende bijkomstigheid dat je op het werk, in tegenstelling tot in je privé-wereld, zo iemand niet kunt ontvluchten. Mannen en vrouwen flirten met elkaar. Dat doen ze altijd en overal wel een beetje, of ze nu wel of niet getrouwd zijn, in hun vrije tijd of op het werk. Op het werk is flirten in principe niet zo’n goed idee, want de zaken horen nu eenmaal voor te gaan, maar goed, het gebeurt vanzelfsprekend wel. Op ditzelfde moment trekken ongetwijfeld tienduizenden zoenlustigen op duizenden kantoren zich discreet terug in het kopieerhok. Dat houd je toch en dat geeft verder niet.
Veel lastiger is de kwestie van de óngewenste intimiteiten op het werk. Deze worden uitgevoerd door bepaalde personen die zich gewoon gedragen zoals ze zich altijd gedragen (ze uiten zichzelf), maar dit wordt niet op prijs gesteld door sommige anderen. En de agressor (zo noem ik hem maar even) is zich vaak niet eens bewust dat zijn gedrag als onprettig wordt ervaren. Voorbeeld: de touchy feely man, die voortdurend armen op schouders legt, vrouwen bij het middel vat en andere aanrakingen doet. Hij ziet zichzelf als een warme, spontane, hartelijke persoonlijkheid. Sommige anderen (niet allemaal) gruwen van zijn kleffe gedoe.
Er zijn ook minder onschuldige varianten. Sekspraat aan onwillige oren bijvoorbeeld. Op kantoor doet men aan shoptalk en aan vrijetijdsgeklets. Shoptalk gaat over het werk en wat daarmee samenhangt, daar kan nooit iets mis mee zijn. Vrijetijdsgeklets gaat over alles: de actualiteit, voetbal, het weer, weekendbelevenissen, maar ook over seks. Vaak over seks, want het is een onderwerp dat iedereen wel interessant vindt. Hier kan op een manier over worden gesproken die onprettig is voor (een deel van de) aanwezigen: hijgerig, met innuendo’s, een stroom van vervelende moppen, scabreuze opmerkingen met een knipoog. Iedereen kan zich daar wel iets bij voorstellen, want veel cafégesprekken gaan zo, zeker als een bepaald type man de conversatie domineert.
Het probleem met dit soort gesprekken op het werk is dat je je daar slecht aan kunt onttrekken als je daar toevallig geen aardigheid in hebt. In een café of op een feestje of waar dan ook in je vrije tijd kun je ervandoor gaan en zo’n gezelschap links laten liggen. Op het werk kan dat niet, want het zijn je collega’s en je moet ermee samenwerken. De sekspraat-gangmaker heeft vaak best wel in de gaten dat sommige collega’s (vaak vrouwen) dit helemaal niet zo leuk vinden, maar er wordt door anderen zoveel om hem gelachen dat hij zich in zijn individuele expressie van zijn persoonlijkheid gesterkt voelt. Hij vindt zichzelf geweldig leuk, en die ander preuts of nuffig of humorloos.
Gevolg: hij gooit er nog een schepje bovenop. Een beetje plagen, meer niet, je moet toch tegen een stootje kunnen als collega’s onder elkaar? Als het nog verder uit de hand loopt, dan krijg je het zogenaamde mobbing: collega’s worden gepest door bijvoorbeeld, elke keer als ze even van hun plaats zijn, het beeldscherm op een pornosite te zetten. De agressor (in dit geval is hij dat wel degelijk) meent nog steeds dat hij alleen maar een grapje maakt. Als hij dit met de computer van z’n collega Kees doet, moet die daar altijd vreselijk om lachen. Collega Bettie is echt een tutje.
Het zijn trouwens niet alleen mannen die de mist ingaan door hun ware persoonlijkheid ongeremd op het werk te ventileren. Vrouwen kunnen er ook wat van. Terwijl sommige mannen zich te buiten gaan aan ordinaire sekspraat, gooien sommige vrouwen ongedifferentieerd hun emoties in de groep. Op het werk is het gezellig, dus behandelen zij hun directe collega’s als intieme vrienden en vriendinnen. Alles uit hun persoonlijk leven wordt doorgenomen: de problemen met hun vriendjes, hun echtgenoten, hun kinderen, de ruzies die zij met hun naasten hebben, hun seksuele wedervaardigheden, hun gevoelens over dit en dat. Inderdaad, alweer alsof ze in het café om de tafel met goede vriendinnen zitten.
Maar sommige collega’s stellen helemaal geen prijs op deze emotionele leegloop. Die kiezen liever zelf hun vrienden buiten het werk, en hebben geen zin om intimiteiten aan te horen van iemand met wie ze gewoon prettig willen samenwerken en meer niet.
Ongewenste intimiteiten op het werk zijn een bijkomend product van de geïnformaliseerde werksfeer en escaleren in seksuele (of emotionele) intimidatie, wanneer een chef of bovengeschikte dit grenzenloos gedrag vertoont. Het is een schemergebied waar lastig vat op te krijgen valt, want niemand wil terug naar ‘Meneer Jansen’ die zijn orders uitvaardigt aan ‘Juffrouw Jannie’ en naar de collega’s in de grijze pakken van wie je niet eens weet waar ze wonen en of ze wel of niet een gezin hebben. In die tijd had je trouwens net zo goed ongewenste intimiteiten en intimidatie, die nog veel sterker uit machtsverschillen voortvloeiden.
Toch kan er wel iets gebeuren om het werk zakelijk te houden en ervoor te zorgen dat deze specifiek, voor sommigen ongewenste, authenticiteit binnen de perken blijft. Kantoren zouden een beleid van niet-aanraken kunnen invoeren. Het is jammer voor de touchy feely persoon, maar zo moeilijk is het niet om je in te prenten dat collega’s niet worden aangeraakt. Gewoon helemaal niet, behalve dan de formele handdruk in voorkomende gevallen. Dat betekent ook afschaffing van feestelijke zoenen. Die zijn nergens voor nodig. Veel jonge vrouwen vrezen hun verjaardag (die op het werk op de rol staat en dus gevierd moet worden), omdat dat betekent dat diverse collega’s, onder wie allerlei onappetijtelijke, oude knarren hun kans schoon zien om de jarige af te lebberen.
Mensen zouden op het werk een zekere formaliteit in acht moeten nemen. Dat hoeft niet eens zo veel te zijn – als ze zich maar realiseren dat het werk ander – zakelijker – gedrag vereist dan het café of de huiskamer of de sportkleedkamer. Zowel beeldende sekspraat als persoonlijke confidenties vallen buiten de orde. Seks-surfen op het internet is nu al terecht verboden op kantoor. Het werk is niet bedoeld om je interessante of geestige of vervelende persoonlijkheid te etaleren, maar, nu ja, om te werken. Werkers moeten zich dus een beetje inhouden. Buiten het werk kunnen ze weer helemaal zichzelf zijn. Daar vaart het werk wel bij en daar varen de collega’s wel bij.
Beatrijs Ritsema
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.