Beatrijs Ritsema
Vanochtend las ik in de krant (The Washington Post) een bericht over roken en kanker dat me normaal gesproken een hart onder de riem had gestoken, maar nu mijn ontluikende gevoel van onthechting dreigde te verstoren. Uit een twaalf jaar durend onderzoek is gebleken dat gedeprimeerde rokers (mensen die last hebben van aanvallen van depressie) een meer dan drie keer zo grote kans hebben om kanker te krijgen als niet-rokers. Niet-depressieve rokers lopen een aanzienlijk lager risico: hun kans op kanker is nog geen anderhalf keer zo groot als die van de niet-rokers. Tussen wel en niet-depressieve niet-rokers was geen verschil en de onderzoekers concludeerden dat het de combinatie roken en gedeprimeerdheid was die het gevaarlijkst is. Dan had ik dus toch door kunnen gaan, want ik heb van huis uit een opgewekte natuur!
In de onderste la van mijn bureau had ik nog een geheim voorraadje liggen, een halfvol pakje voor als de nood echt aan de man komt. Helaas had die nood zich de afgelopen dagen toch al een paar keer voorgedaan. Er is geen ergere verslaving dan de rookverslaving, omdat elke gebeurtenis, elke omstandigheid in principe geëigend is om een sigaret bij op te steken. Moet er een vervelend of moeilijk taakje gebeuren, een sigaret loodst je er doorheen of vormt de beloning als het iets is, waarbij je niet kunt roken. Zenuwachtig? Roken kalmeert. Duf? Roken kikkert op. Is het gezellig? Met een sigaret wordt het nog gezelliger. Roken intensiveert de positieve stemmingen en brengt verzachting voor minder prettige omstandigheden. Maar het gekke is dat die invloed veel moeilijker traceerbaar is dan bij alle andere drugs. Alcohol geeft een specifieke roes die aangenaam aandoet en daarom nagejaagd wordt. Cocaïne geeft een kick, heroïne een geluksgevoel, hash een gezapige relaxtheid, maar wat doet een sigaret? Niets, behalve als panacee voor het leven optreden en juist die diffuse functie maakt de verslaving zo hardnekkig.
Het is heel goed mogelijk een telefoongesprek te voeren of te werken of op een feestje te zijn zonder sigaret. Toch ervaar ik de gelegenheden dat ik die activiteiten 'naturel' uitvoer een gemis, een gevoel van incompleetheid. Ex-rokers zeggen dat dit nooit helemaal overgaat, dat ze soms zelfs tien jaar later nog overvallen werden door een bijna onbedwingbare rookbehoefte. Een deprimerend vooruitzicht.
Ten slotte is de walging om het roken door te zetten net iets groter geworden dan de walging om ermee op te moeten houden. Het is niet de angst voor kanker of longemfyseem of hartaanvallen, het komt erop neer dat ik niet langer opgewassen ben tegen het gevoel van zondigheid dat me bevangt elke keer als ik er eentje opsteek. Wat jarenlang lekker en vanzelfsprekend was, veranderde geleidelijk in iets wat lekker en verachtelijk was. Eerst laat zich dit nog makkelijk naar de rand van het bewustzijn dringen, maar op den duur nemen de gedachten die besteed worden aan schaamte en schuld over het roken zoveel energie dat die tijd net zo goed verspild kan worden aan de gevoelens van onbehagen die gepaard gaan met het niet-roken. Het stoppen heeft weinig met heroïek te maken, maar alles met conformisme. Zelfs vrienden die verslaafder waren dan ik, stopten ineens tot mijn grote ongenoegen. En om dezelfde reden als ik er ooit mee begon, houd ik er nu mee op: conformisme aan de meerderheid.
Ik haal het noodrantsoen tevoorschijn, houd het onder de kraan en gooi het in de vuilnisbak. Daarna doe ik wat sinds het opstel van de middelbare school niet meer is voorgekomen: naturel een stukje schrijven.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.