Spring naar inhoud


Millennials

Neil Howe & William Strauss: Millennials Rising. The Next Great Generation. Uitgever Vintage Books. 415 blz. f 42,20

Er gloort licht aan het eind van de tunnel. Een zonnige toekomst ligt in het verschiet. De Millennianen komen eraan! De Millennianen zijn de nieuwe generatie van kinderen, geboren vanaf 1982, die een stevige kans maken op een collectieve heldenrol in de 21ste eeuw. Aldus de sociologen Neil Howe en William Strauss in hun boek Millennials Rising. The Next Great Generation.

De Millennianen, voorspellen Howe en Strauss, zullen zich goed laten vergelijken met de GI (General Infanterist)-generatie, degenen geboren tussen 1901 en 1924 die bijna de hele 20ste eeuw domineerden met hun grootse daden. Zij streden in de Tweede Wereldoorlog (en wonnen), zetten mannen op de maan, versloegen polio, stampten heel welvaart-suburbia uit de grond en hielden 32 jaar lang het Witte Huis bezet. Na de GI’s kwam de Stille Generatie, geboren tussen 1925 en 1942, ingeklemd tussen de helden voor hen en de luidruchtige, met zichzelf ingenomen Babyboomers (1943 – 1960) na hen. Ook Generatie X (1961-1981) wordt enigszins weggedrukt door de nu alomtegenwoordige babyboomers. Generatie-Xers, historisch gezien vergelijkbaar met de Lost Generation (1883-1900) – de auteurs hanteren een cyclisch model – werden in hun jeugd teveel aan hun lot overgelaten en ontwikkelden daardoor een cynische no-future blik op het leven. Punk, grunge, hard core rap, computerspelletjes als Doom zijn uitingen van deze zwartgallige, kan-mij-wat-schelen-mentaliteit.

Mensen zijn altijd geneigd eenvoudigweg te extrapoleren vanuit de status quo, wanneer ze over de toekomst nadenken, schrijven Howe en Strauss. Dus luidt de verwachting voor het komende decennium: meer geweld onder tieners, meer drank- en drugsmisbruik, meer zwangerschappen onder jonge meisjes, meer zelfmoorden en een voortgaande verloedering van waarden en normen. Kijk naar Columbine High School! (waar het vorig jaar een bloedbad werd aangericht) waarschuwen de media, en houd je hart vast voor wat ons nog te wachten staat.

Maar de geschiedenis is geen kwestie van meer van hetzelfde. Er doen zich omslagpunten voor, waarna in betrekkelijk kort bestek grote culturele veranderingen kunnen plaatsvinden. Een maatschappij heeft niet meer dan een jaar of twintig nodig, de tijd dat een generatie opgroeit, om een ingrijpende transformatie te ondergaan. Het meest recente omslagpunt pinnen de auteurs vast op 1982. Het oudste cohort van de Millennianen (the class of 2000) heeft nu de leeftijd van 18 jaar bereikt en is op weg gegaan naar de universiteit om zijn eigen leven in te richten.

Waarom is deze generatie, waarvan het staartje omstreeks 2002 geboren zal worden, zo speciaal? De grondstelling van het boek is dat de Millennianen als kinderen meer gekoesterd en met zorg omringd zijn dan iedereen die nu leeft zich kan herinneren. Met uitzondering wellicht van de nu nog levende GI-75-plussers. Gen-X-ers groeiden op met het veelzijdige, maatschappelijk-relevante, soms ook wat stekelige Sesamstraat. Begin jaren negentig was daar ineens de paarse, suikerzoete dinosaurus Barney, die peuters en kleuters vooral op poezeligheid aansprak. Barney en de Teletubbies zijn programma’s die kinderen in de watten leggen, een heel andere benadering dan het in alle opzichten verantwoorde Sesamstraat.

Maar het ‘tijdperk van het gewenste kind’ was al eerder begonnen, en wel in 1982, toen er voor het eerst stickers op de autoruit werden geplakt met ‘Baby on Board’, een paar jaar later gevolgd door ‘Have you hugged your child today?’. Nieuwe ouders in de jaren tachtig zetten hun baby op een klein troontje en het troontje groeide met het kind mee, zijn hele jeugd lang. En ze zitten er nog steeds op. Een hele industrie kwam van de grond, die zich bezighield met uitbreiding van het aanbod in baby- en peutervoeding, het kindveilig maken van het huishouden (stopcontactafsluiters, kinderhekjes voor de trap, plastic tafelhoekbeschermers), draagdoeken, babybouncers en loopstoeltjes. Restaurants schaften kinderstoelen aan en deelden kleurplaten en krijtjes uit om kinderen zoet te houden. Er kwam een hausse in boeken en tijdschriften over het opvoeden van kinderen, die nog altijd niet voorbij is.

De babyboomers hadden het krijgen van kinderen lang uitgesteld, maar toen het zo eenmaal zo ver was, kwam het welbevinden van die kinderen ook al snel op de maatschappelijke agenda terecht. Onderwerpen als kindermishandeling, -ontvoering deden opgang in de kranten en talkshows. Er kwam steeds meer aandacht voor en discussie over de kwaliteit van crèches en naschoolse opvang, de zorgen van werkende ouders en de geschiktheid van tv-programma’s of andere popcultuuruitingen voor de kinderziel. Continue maatschappelijke problemen als armoede, slecht onderwijs, criminaliteit werden ineens vanuit een kindgericht perspectief aan de orde gesteld. Dus niet: ‘20 % van de Amerikanen leeft in armoede’, een krantenkop waar iedereen bij in slaap sukkelt, maar: ’20 % van de Amerikaanse kinderen groeit op onder de armoedegrens’, een herformulering die burgers en politici kennelijk meer stimuleerde om de handen ineen te slaan.

De omslag in het denken over kinderen is opvallend. Waar de jonge Gen-X-ers nog beschouwd werden als zelfstandige, vrijheidslievende individuen met hun eigen waarden, die je als ouder niet in een stramien moest dwingen en van wie je vooral het zelfrespect overeind moest houden, zien de huidige ouders hun kleine Millenniaantjes als uitgesproken on-volwassenen, die in de eerste plaats veiligheid nodig hebben. Uit deze bescherming volgt dan eerst structuur en grenzen stellen, en later ook leiding geven (door de volwassenen); van de kinderen wordt beleefdheid, conformisme en ambitie geëist.

De Millennianen leiden een supergestructureerde jeugd. Omdat hun ouders hen niet meer, zoals vroeger, na school over straat laten slieren, brengen ze het grootste deel van hun vrije tijd door met groepsactiviteiten onder toezicht. Sport, clubjes, opvang. Overal zijn de regels aangescherpt. Aan de leeftijdregels voor alcohol en tabak wordt strikt de hand gehouden. Op scholen is er sinds midden jaren negentig een tendens waarneembaar van ‘back to basics’, gecombineerd met een verzwaring van het curriculum en een overname (uit de criminaliteitsbestrijding) van het zero tolerance principe.

Straffen en discipline hebben hun rentree gemaakt op school. Centrale standaardeisen zijn ingevoerd voor eindexamens. Meer huiswerk, meer uit het hoofd leren, minder discussiëren over life styles en in plaats daarvan karaktervorming, waarbij leraren aan de hand van bijvoorbeeld The Book of Virtues de kinderen vertellen welk gedrag moreel niet deugt (op je 15de zwanger worden, spieken) en welk gedrag wel in orde is (je ouders helpen in het huishouden, je best doen op school). Het schooluniform is terug van weg geweest. 10 % van de Amerikaanse scholen stelt nu een uniform verplicht en 15 % overweegt dit in te voeren. Deze Millenniaan-mode doet denken aan de GI-generatie die ook in groten getale door hun opvoeders in (padvinders)uniform gehuld werd.

En, helpt het? Nou en of! beweren de auteurs, die hiertoe een lading statistieken omkieperen. Een kleine greep: de cijfers voor zelfmoord onder tieners gaan sinds 1995 voor het eerst na vier decennia omlaag. Vanaf 1993 geldt hetzelfde voor moord, doodslag en ander gewelddadig gedrag. Abortussen en tienerzwangerschappen dalen al vanaf 1990. Negen van de tien jongeren zegt zich door hun ouders geliefd te voelen en vertrouwelijke dingen met hen te bespreken, tegenover destijds veertig procent van de babyboomers in de jaren zestig. Schoolresultaten stijgen, terwijl tv-kijken zakt. Vergeleken met 1981 besteden kinderen tussen de drie en twaalf jaar 13 % minder tijd aan de televisie, al zal die tijd vooral naar het computerscherm gegaan zijn.

Als opvoeders er met hun volle gewicht tegenaan gaan, leidt dat wel degelijk tot resultaten is de conclusie van Howe en Strauss. Er zijn ook nadelen. Door de nadruk op conformisme, braafheid en binnenzitten is het aantal kinderen met overgewicht met 250 % procent toegenomen sinds de jaren zeventig en zitten er in elke klas wel een of twee kinderen, wier ADHD door middel van ritalin binnen de perken gehouden moet worden.

Omdat de Millennianen zoveel in groepen verkeren, beschikken ze over een sterke teamgeest. Naast hun optimisme over de toekomst en de hoge verwachtingen die ze van zichzelf hebben zou hun bereidheid om het groepsbelang boven het eigenbelang te stellen hen bij uitstek geschikt maken tot het vervullen van een heldenrol à la de GI-generatie, mocht de geschiedenis hen voor een dergelijke uitdaging stellen. Zoiets valt natuurlijk nooit met zekerheid te voorspellen, maar de auteurs hangen Arnold Toynbee’s theorie van de ‘lange oorlogscyclus’ aan, die stelt dat zich gemiddeld eens per tachtig à honderd jaar de een of andere katastrofe voordoet, dus wie weet is het tegen 2020 weer raak.

Op de cycliciteit van de geschiedenis is wel het een en ander af te dingen, evenals op de praktijk van het plakken van labels op weerloze generaties. Toch is het leuk als sociologen voor een keer geen slagen om de arm houden en met een breed gebaar honderden afzonderlijke verschijnselen onder een gemeenschappelijke noemer brenger en triomfantelijk uitroepen: ziehier de nieuwe tijdgeest – we hebben hem op z’n staart getrapt!

En misschien hebben ze inderdaad wel iets te pakken, al kan ik me nauwelijks voorstellen – en dat is ook mijn grootste kritiek op het boek – dat het hedonistisch individualisme, waar nu het hele dagelijkse leven van doortrokken is, inclusief dat van kinderen, op z’n retour is. Dat zie ik niet, maar ik ben dan ook geen visionair.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan