‘Mannenbrein en vrouwenbrein bestaan niet’ las ik onlangs in de NRC, een kop waar ik hartelijk om moest lachen. Voor mijn geestesoog drong zich het beeld op van wetenschappers in een laboratorium, die met een vergrootglas MRI-scans bestudeerden en er maar niet in slaagden om te voorspellen of het materiaal van mannelijke of vrouwelijke oorsprong was. Dat haalt je de koekoek! Natuurlijk kun je aan een hersenfoto geen sekseverschil aflezen. Een hersenscan geeft ook geen uitsluitsel of iemand autistisch is of aan wanen lijdt, ADHD heeft, op de PvdA stemt of homoseksueel is (ondanks het homokwabje van Swaab, dat toch minder robuust schijnt te zijn dan het zich aanvankelijk liet aanzien). Uit een hersenplaatje kun je afleiden of je met een mens te maken hebt of wellicht met een labrador – veel specifieker wordt het niet.
Wie de verschillen tussen mannen en vrouwen meent te kunnen aantreffen in de anatomie van de hersenen zoekt op een omslachtige manier op de verkeerde plek. Alsof je om iemands kredietwaardigheid te beoordelen in zijn persoonlijke biografie duikt, terwijl je ook een blik op zijn banksaldo kunt werpen. Om vast te stellen of iemand man of vrouw is volstaat het om de persoon van kleding te ontdoen en doorgaans is een oogopslag al genoeg.
Wat mensen afgezien van de fysieke kenmerken tot meer of minder typische mannen en vrouwen maakt (gedragingen, houdingen, voor- en afkeuren, stijl van leven, strevingen, verlangens) zit vanzelfsprekend in de etherische inhoud van die hersenpan en niet in de anatomische structuur ervan. Een kwestie van software versus hardware. Je kunt ook zeggen: cultuur versus natuur. Hoeveel mooi gekleurde scans er ook gemaakt worden van hersencentra die wel of niet doorbloed raken in reactie op uiteenlopende stimuli, de gedachten zelf laten zich niet afbeelden.
Enfin, de conclusie van het onderzoek luidde dat iedereen in zijn hersenen een particulier mozaïek van mannelijke en vrouwelijke kenmerken heeft, waarover niets generaliserends valt op te merken. Fijn om te weten! Hoewel dit nu ook weer geen inzicht is om van achterover te vallen. De alledaagse werkelijkheid van de afgelopen vijftig jaar heeft al lang laten zien dat alle activiteiten die traditioneel aan mannen waren voorbehouden net zo goed door vrouwen kunnen worden uitgevoerd en vice versa. Niemand kijkt nog op van vrouwen in het leger of van mannen in de zorg. Dat er niet in alle sectoren en op alle niveaus sprake is van een fifty-fifty vertegenwoordiging van mannen en vrouwen kan niet meer beschouwd worden als een maatschappelijk onrecht, maar is het gevolg van individuele hersenmozaïeken die een persoon de ene of de andere kant opstuwen. Wat kan mij het schelen dat er zich onder het bagage in- en uitladend personeel op vliegvelden relatief meer mannen bevinden en onder de CEO’s van multinationals relatief minder vrouwen. Zo lang alle branches open staan voor wie zich er maar toe aangetrokken voelt, kan iedereen zijn of haar eigen niche opzoeken. En voor succes heeft niemand een garantie.
De rol spelen is hetzelfde als de rol zijn.
In het nieuwe cabaretprogramma van Erik van Muiswinkel De olieworstelaar (een puntgave voorstelling vol superieure ironie) zit een veelbetekenende scène, waarin de verteller een herinnering ophaalt aan zijn rolletje als SS-officier in Theo van Goghs film Een dagje aan het strand, toen hij begin twintig was. De rol bestond uit zoenen met een deftige vijftig-plus dame. Hoe langer het zoenen duurde, hoe sterker de animo. Tot hij dacht: ‘Wat maakt het ook eigenlijk uit, een vrouw van dertig jaar ouder, een vrouw van tien jaar jonger, een man, een dier…’ De rol spelen is hetzelfde als de rol zijn. Je hoeft alleen maar te doen alsof en de rest volgt vanzelf. Niet dat benepene. De polymorfe perversie brengt je verder. Dat lijkt me een mooie boodschap voor iedereen die zich bekneld voelt door wat voor seksestereotypen dan ook.
“Om vast te stellen of iemand man of vrouw is volstaat het om de persoon van kleding te ontdoen en doorgaans is een oogopslag al genoeg.”
Hopla, en zo vegen we in één soepele beweging alles van tafel wat we in moeizame jaren geleerd hebben over de nuances van geslachts- en genderidentiteit: geslacht is gewoon afhankelijk van lichamelijke kenmerken, niets meer, niets minder.
Transseksualiteit, genderdiversiteit, transgenderisme? Beatrijs weet het beter, kennelijk. Over botheid gesproken!