In de huis-, tuin- en keukencolumnistiek vormt de afdeling ‘klagen over het moederschap’ een aparte niche. Enerzijds regeert de komische hyperbool: kleine kinderen doen ergere dingen dan je ooit voor mogelijk had gehouden, projectielbraken op je nette kantoor-outfit bijvoorbeeld of door gesprekken heen krijsen, waardoor je ze ‘Achter het behang’ zou willen plakken (zo heette de rubriek in een inmiddels opgeheven opvoedingstijdschrijft, waar lezers treffende ervaringen naar toe konden sturen). Anderzijds mag de toon niet te schril worden. De klaagster (je leest zelden een man die het genre beoefent) mag nog zo haar best doen om de verschrikkingen van het moederschap herkenbaar voor het voetlicht te brengen, het is niet de bedoeling dat het echt pijnlijk wordt en al helemaal niet om twijfel te zaaien over haar geschiktheid voor deze slopende taak. Daarom zit in elk klaagstukje een draai à la: oké, het zijn monsters, maar mijn liefde voor hen gaat torenhoog en mijlendiep. Die combinatie van klagen en liefdesbetuiging heeft iets onuitstaanbaar kokets.
Laatst stond er weer een nieuwe aflevering in dit beproefde genre in het Volkskrant Magazine vol opperste en licht verongelijkte verbazing over de totaal nieuwe wereld waarin de schrijfsters zich na hun bevalling (ook al veel erger en pijnlijker dan hen was voorgespiegeld) en in de daarop volgende jaren bleken te bevinden. Ze leden aan slapeloosheid, ze hadden moeite met de combinatie kinderen en werk, ze konden nooit eens rustig met een vriendin praten, kortom ze waren de regie over hun leven kwijt. Niemand had hen erop voorbereid dat het zo vreselijk zou zijn. Ik moet er bij zeggen dat de voorbeelden van ‘achter het behang’ niet allemaal even sterk waren. Hoe onthand kun je zijn als je een peuter op een loopfietsje meeneemt naar de supermarkt, terwijl hij er op de terugweg niet meer op wil, en jij dus de boodschappentassen èn het fietsje moet dragen?
Geen wonder dat jonge moeders zichzelf rijp maken voor het gesticht.
Dit is natuurlijk geen voorbeeld van weerspannig peutergedrag, maar van kortzichtig moederschap. Nooit iets mee naar buiten nemen wat verloren kan raken (favoriete knuffels) of wat de begeleider zelf moet gaan sjouwen omdat het kind er al na twee minuten genoeg van krijgt – is zo ongeveer regel één van zelfbeschermend ouderschap. Hetzelfde geldt voor boterhammen in een speciale door het kind gewenste vorm snijden en razernijaanvallen over je heen krijgen als je het anders doet. Tja, als ze het er zo aan toe laten gaan, is het geen wonder dat jonge moeders zichzelf rijp maken voor het gesticht.
Toch is dit geklaag niet alleen maar aanstellerij. Van de week las ik over een demografisch onderzoek dat gehouden is onder 2000, bij aanvang van de studie kinderloze, Duitsers die gedurende een aantal jaren gevolgd werden. Van alle gebeurtenissen met een grote impact, zoals ontslagen worden en scheiden van je partner bleek het krijgen van een eerste kind het slechtste uit te werken op het algemene gevoel van welbevinden. Een jaar na de geboorte waren mensen (niet alleen moeders) zelfs ongelukkiger dan degenen die te maken kregen met de dood van hun partner!
Waar komt dit collectieve, hysterische ongeluk vandaan? Vroeger, toen jonge vrouwen rechtstreeks uit huis trouwden, waren ze zo blij dat ze eindelijk onder hun ouderlijk regime uit waren, dat ze er niet over piekerden om zich door hun kleine kinderen de wet te laten voorschrijven. In deze tijd na een lange periode van onafhankelijkheid en doen waar je zin in hebt, weten jonge moeders best dat de komst van een baby hun leventje ingrijpend zal veranderen. Ze weten dat een baby een tiran is met dwingende behoeftes die om bevrediging schreeuwen. Van de weeromstuit slaan ze door in dienstbaarheid. Met funeste gevolgen voor het eigenbelang dat geheel ondergesneeuwd raakt. Laat om te beginnen dat loopfietsje eens thuis. Daar krijgt een kind heus geen trauma van.
In dit kader van harte aanbevolen: het boek “Waarom? Daarom!” van Roué Verveer. “Roué Verveer maakt zich zorgen over de opvoeding in Nederland. Over slappe ouders die geen grens trekken. Over kinderen die de regie overnemen in huis. Hij vergelijkt zijn strenge opvoeding in het Suriname van de jaren tachtig met de manier waarop hij zijn twee zonen opvoedt – Amsterdam jaren tien – en wat hij om zich heen ziet.”
Het boek is hilarisch en over de top, maar als je scherpste kantjes er af haalt, hou je een fijne opvoeding over. Fijn voor ouder én kind. Wees als ouders vooral opvoeders, daarna pas maatjes, maar in ’s hemelsnaam geen bedienend personeel!
Wat negatief weer allemaal…
Ben ik de enige die het gewoon leuk vond om moeder te worden en nog altijd leuk vind om moeder te zijn?
Tuurlijk zit het weleens tegen, maar dat heb je zonder kinderen ook weleens. Ik heb ook weleens, hoogzwanger van nummer 2, nummer 1 moeten dragen omdat ze naar de kippetjes wilde blijven kijken en weigerde nog een voet te verzetten. Jammer dan. Ik dacht dan niet dat mijn leven één doffe ellende was, ik dacht gewoon ‘dat gebeurt me niet meer, voortaan niet zonder buggy de deur uit’…
Elke leeftijd heeft zijn charme, ik vond mijn baby’s en peuters leuk en lief en grappig, wat heb ik genoten van alles wat ze leerden en uitvraten… Hun pubertijd heeft geen grote problemen gebracht, wat was het mooi om te zien hoe ze volwassen werden… Ik vind mijn volwassen kinderen fijne en sociale mensen, ik ben trots op ze!