De eindexamendiploma’s zijn uitgereikt onder passende lofredes, het al weken geleden ingezette feestgedruis druppelt nog wat na en voor tienduizenden geslaagden begint een lange vakantieperiode van totale vrijheid. Maar wat moet er daarna gebeuren? Steeds meer geslaagden nemen een gap year en hopen op die manier erachter te komen wat ze met hun leven aan willen. Anderen die wel meteen willen doorgaan in het hoger onderwijs stellen hun beslissing tot op het laatste moment uit, omdat ze niet weten wat te kiezen.
In feite is geen enkele studie of beroepsactiviteit ‘leuk’.
De keuze voor een studierichting die in mijn herinnering zonder al te veel hoofdbrekens gebeurde (zo van: ach, dat lijkt me wel wat), gaat nu gepaard met moeizaam zelfonderzoek, waarbij de student in spe zich kwelt met de vraag wat leuk genoeg is om je een leven lang mee bezig te houden. Een verkeerde vraag natuurlijk, want in feite is geen enkele studie of beroepsactiviteit ‘leuk’. Hooguit kan iets interessant lijken, maar ook bij de interessantste studie komen toch altijd een hoop vervelende onderdelen kijken. Bovendien zegt een studie weinig over de latere beroepsuitoefening (slechts een derde van de afgestudeerden gaat in het eigen vakgebied aan de slag), dus de keuze doet er niet eens zo veel toe, wat allemaal niet wegneemt dat de veelheid aan mogelijkheden verwarrend en verlammend werkt.
Het keuzeprobleem voor aankomende studenten wordt des te pregnanter, nu de eisen worden aangescherpt. Een verkeerde studiekeus is gevaarlijk, want wie te veel vertraging oploopt met omzwaaien en opnieuw beginnen krijgt te maken met een langstudeerdersboete. Universiteiten vinden evenals staatsecretaris Zijlstra dat er onder studenten te veel een zesjescultuur heerst en willen ‘intakegesprekken’ gaan voeren met aankomende studenten om ze in geval van matige eindexamencijfers of onvoldoende motivatie een negatief advies te geven. Dit betekent selectie aan de poort, waarmee een stevige aanslag wordt gedaan op de traditionele waardevastheid van een vwo-diploma. De bedoeling is in ieder geval dat slechtgemotiveerden zullen afdruipen, zodat de uitval wordt beperkt en de gemiddelde studieduur bekort.
Motivatiegesprekken en studiekeusbegeleiding zullen weinig aan dit euvel verhelpen, vrees ik. Net zo min als seksuele voorlichting kan overbrengen wat seks nu eigenlijk is kunnen goedbedoelde voorlichtingspraatjes uitleggen wat een studie precies inhoudt. Dit soort dingen gaat pas leven aan de hand van persoonlijke ervaringen. Daarom verbaast het dat het idee van de universiteiten om een brede bachelor in te voeren niet veel meer aandacht heeft gekregen in Zijlstra’s ‘Strategische agenda voor het hoger onderwijs’. In de opzet van een brede bachelor hoeven studenten geen nagelbijtende keus meer te maken tussen pakweg mediastudies en communicatiewetenschap, of tussen theaterwetenschap en Europastudies, maar worden ze losgelaten in het vrije veld van de alfa-, beta- en sociale wetenschappen, waaruit ze per semester vier vakken moeten kiezen én moeten halen. Een paar verplichte algemene vakken erbij en ze kunnen hun eigen route naar het bachelordiploma bepalen.
Als ze iets kiezen wat tegenvalt is dat geen ramp, want voor de duur van een semester moet het vol te houden zijn, en daarna borduren ze voort op de vakken die wel bevallen. Hoe gerichter iemand zijn vakken kiest, hoe duidelijker het doel dat hem voor ogen zweeft en hoe meer hij op weg zal zijn naar de broodnodige excellentie, die overigens pas in de masterfase werkelijk belangrijk wordt. Studenten die ongericht kiezen zullen er ook zijn. Voor hen biedt dit systeem het voordeel dat ze bij verrassing ergens tegenaan kunnen lopen, waardoor ze worden gegrepen. Zelfs als dat uitblijft, heeft een allegaartje van gevolgde vakken tenminste een cumulatief effect van algemene vorming plus een diploma na drie jaar zonder tussentijdse uitval. Het doet er veel minder toe wát je studeert, áls je maar studeert.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.