Beatrijs Ritsema
Stel dat de wereld zou bestaan uit Europa en niet meer dan dat. Ten oosten van de Oeral, ten westen van Ierland en ten zuiden van Spanje en Italië bevinden zich alleen oceanen. Stel verder dat om uiteenlopende redenen zich in Nederland zo'n 25 jaar geleden aanzienlijke groepen van Lappen, Albaniërs, Bulgaren en Ieren hebben gevestigd. Labi's worden deze mensen acronymisch genoemd, een label van negatieve identiteit: het duidt niet meer aan dan de afwezigheid van Nederlandse wortels. Niemand van de immigranten is blij met zo'n label. Geen wonder, want een Lap voelt zich ofwel Lap in een Nederlandse omgeving, ofwel Nederlander met een Lapse afkomst, maar hij voelt geen speciale verbondenheid met het Bulgaarse contingent dat zich toevallig ook in Nederland ophoudt. Maar goed, voor de overheid en de zogeheten autochtone Nederlanders is zo'n label dan wel makkelijk, want 'dan weten we waar we het over hebben'. Vraag: is het de taak van de Nederlandse schrijvers om in hun romans over Labi's te schrijven? En, als ze dit niet doen, leveren ze dan een 'formidabele wanprestatie'?
Dit zijn de woorden van Anil Ramdas die de hedendaagse romanschrijvers verwijt 'niet te zien dat hun samenleving in de afgelopen twintig jaar drastisch van kleur en aard is veranderd'. Hij bedoelt vanzelfsprekend allochtonen. Is er een verschil tussen de imaginaire Labi's en de zeer reële allochtonen? Dat is er wel. Maak twee rijtjes van vijf mensen. Het ene bestaat uit een Lap, een Albaniër, een Bulgaar, een Ier en een Eindhovenaar. Het tweede bestaat uit een Surinamer, een Antilliaan, een Turk, een Marokkaan en een Eindhovenaar. Het is in het eerste rijtje veel moeilijker om de Eindhovenaar er op het oog uit te pikken. Kleur is waar het over gaat – die meest oppervlakkige en tegelijk meest verraderlijke der variabelen die mensen zoal als onderscheidingskriterium kunnen gebruiken.
Kleur is beladen, mensen slaan er door op tilt. Ook de oprecht kleurenblinde denkt wel eens: zie mij toch eens a-discriminatoir omgaan met mijn zwarte teamgenoten bij de voetbalamateurs en op het werk zelfs een donkere chef! Maar het zelf-feliciterende element geeft al aan dat er iets niet helemaal in orde is.
Het verschijnsel allochtonen, met in het kielzog 'kleur', roept een breed spectrum op van keiharde discriminatie en vooroordelen tot en met subtiel alledaags racisme en allochtonofilie. Dit lijkt op het eerste gezicht een rijke bron om uit te putten voor de literatuur, zeker nu de maatschappij zelf zoveel kleuriger is geworden, zoals Ramdas vaststelt. Maar bij nader beschouwing valt het tegen. Het probleem met allochtonen, literair gezien, is dat de ethiek van het onderwerp zich als een wurgkoord om des schrijvers nek slingert. Op het gebied van kleur en allochtoon heerst geen ambiguïteit. Iedereen weet in theorie wat goed is en wat fout is. Hoe nu verder?
Ramdas schrijft dat allochtonen genegeerd worden in de moderne Nederlandse letteren, maar dan heeft hij nog nooit een jeugdbibliotheek bezocht. Daar barst het van de pedagogisch verantwoorde jeugdromans, waarin Mustafa's en Fatima's, geholpen door autochtone schoolkameraadjes de strijd aanbinden tegen snode onderwijzers en racistische buurtbewoners. Zodra er een allochtoon kind opduikt, valt de slagschaduw van het thema 'anders zijn' over het boek. En bijgevolg is de boodschap ook nooit ver weg. Dit soort boeken met een stichtelijke lading hoort zelden tot wat er gewoonlijk onder 'literatuur' wordt verstaan. Ik weet ook zeker dat Ramdas niet zit te wachten op een therapeutisch getoonzette roman van Maarten 't Hart of Oek de Jong over de perikelen van een of andere allochtoon.
Het moet niet ethisch, het moet niet opvoedend, maar hoe moet het dan wel? Ik heb me afgevraagd wat ik zou doen, als ik romanschrijver was en aan Ramdas' verzoek gevolg zou geven de oogkleppen af te werpen. Ik zou kunnen beginnen met zuivere descriptie. Het kan nooit kwaad de veelkleurigheid van het dagelijks leven binnen te halen in de literatuur. Je krijgt dan zinnetjes als 'Achter hem in de tram zaten twee Turkse meisjes te giechelen, zoals alleen tieners dat kunnen.' Of: 'Er werd gebeld. Het was de Surinaamse postbode met de paardenstaart die hem een pakje overhandigde.' Dat is niks. Het gaat in de literatuur niet om het decor, dat zou een al te flauwe oplossing zijn.
Een schrijver schrijft over waar hij iets van af weet en plundert zijn omgeving. Als hij niet-blanken onder zijn vrienden en kennissen heeft, kan hij overwegen ze op te voeren in zijn roman. Schrijvers horen bij het verlichte, intellectuele deel van de natie; zij koesteren graag de illusie dat vriendschap bloeit op inhoudelijke gronden. Het is ongepast om bevriend met iemand te zijn vanwege of ondanks zijn huidkleur. Zelfs als dit fiere uitgangspunt niet voor 100 % waar is (elke interraciale liefdes- of vriendschapsverhouding kent vanuit het blanke perspectief een flintertje zelfgenoegzaamheid), dan blijft nog de vraag of dit gegeven stevig genoeg is om in een roman uit te spitten.
De blanke schrijver kan evenmin met goed fatsoen een roman schrijven vanuit een allochtoon perspectief. Er moet dan research gedaan worden, wat onmiddellijk mis gaat, zoals Ramdas liet zien aan de hand van de romans van Joost Zwagerman en Leon de Winter. Of je hun dat trouwens zo zwaar moet aanrekenen weet ik niet. Karl May had ook nooit een voet in het wilde westen gezet en hij schreef evengoed prachtige boeken. Maar vanzelfsprekend kan een Surinamer een veel betere roman over een Surinamer in Nederland schrijven dan een niet-Surinamer.
Kleur is belangrijk, terwijl het onbelangrijk zou moeten zijn. Wat kan een blanke schrijver over dit thema naar voren brengen, geketend als hij is aan zijn historische rol van onderdrukker? Als je een allochtoon opvoert op de wijze der kleurenblinden (stel bijvoorbeeld dat de vriendin van de hoofdpersoon uit Connie Palmens De vriendschap op een terloopse manier Surinaams was) dan maak je je ervan af. Verdiep je je in een specifieke allochtone kwestie, dan dreigt het gevaar van zaakwaarnemerschap. Neem je een plot dat op raciale verhoudingen drijft, dan verzeil je in voorspelbare ethiek. Al die keurslijven ziet een schrijver voor zich en daarom deinst hij ervoor terug.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.