Spring naar inhoud


Karen Armstrong

Karen Armstrong: Compassie. Vertaling Albert Witteveen. De Bezige Bij, E 19,90.

‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ Deze gulden regel (positief geformuleerd: ‘Behandel anderen altijd zoals je zelf wilt worden behandeld’) ligt volgens Karen Armstrong ten grondslag aan de grote wereldgodsdiensten christendom, jodendom, islam, boeddhisme en confucianisme. Religie wordt door atheïsten vaak beschouwd als een verscheurende kracht en als de belangrijkste oorzaak van oorlog, maar in haar visie is dat een even simplistische als verkeerde voorstelling van zaken die geheel voorbij gaat aan waar het in religie eigenlijk om gaat, namelijk compassie.

Karen Armstrong (1944) is een gewezen kloosternon die veel spiritueel angehauchte boeken over godsdienst heeft geschreven en enigszins controversiële faam bereikte met haar verdediging van de islam als een principieel vredelievende religie. Zaken als man-vrouwverhoudingen, seksuele praktijken en wat voor leefregels dan ook vindt ze secundair, want in oorsprong stellen alle religies de opdracht van menslievendheid. De behoefte aan transcendentie die de mens eigen is en door middel waarvan hij in contact komt met God, Brahma, Allah, nirwana, tao enzovoort, kan alleen worden gerealiseerd door compassie met de medemens. Onder de categorie medemens vallen niet alleen de naasten in je eigen omgeving, maar ook onbekenden en zelfs vijanden.

Haar missie draagt ze uit op de website ‘Charter for Compassion’, waar ze medeleven (mededogen) aanprijst als ‘het pad naar verlichting, en onontbeerlijk voor het tot stand brengen van een rechtvaardige economie en een vreedzame mondiale gemeenschap.’ Toe maar, voor minder dan de wereldvrede doet Armstrong het niet. Het boek is niet opgedeeld in twaalf hoofdstukken, maar in twaalf stappen, een terminologie die doet denken aan de twelve-steps methode van de Anonieme Alcoholisten en soortgelijke religieus geïnspireerde zelfhulpprogramma’s. Twaalf stappen is te veel, dacht ik altijd al, wanneer ik me in de AA-beweging trachtte te verdiepen, en nu denk ik het weer, wanneer ik me over het compassie-aankweek-programma van Armstrong buig. Een paar voorbeelden van stappen: kennis (10), mindfulness (5), actie (6), inzicht (11), empathie (4). Twaalf stappen kun je niet allemaal onthouden, er zit te veel overlap tussen, de ene stap vloeit niet logisch uit de ander voort – het is een bij elkaar geraapt zooitje waarover ze waarschijnlijk nog heeft moeten piekeren om de twaalf überhaupt vol te krijgen.

Om haar punt te maken gaat Armstrong terug naar de bronnen van de religies en citeert kwistig uit heilige boeken van uiteenlopende signatuur. Ook illustreert ze haar betoog met voorbeelden uit de Griekse mythologie, anecdotes over Oosterse wijzen en hun leerlingen en moderne filantropen zoals Albert Schweitzer en Mahatma Gandhi. Het putten uit heilige teksten is altijd al een zinledige, want in hoge mate selectieve, onderneming. Zowel in de bijbel als in de koran wordt nu eens liefde gepredikt en dan weer haat, net als in de werkelijkheid eigenlijk. Vanzelfsprekend onderkent Armstrong deze inconsequentie, maar in navolging van Augustinus die benadrukte dat naastenliefde de enige boodschap van de Heilige Schrift was, meent ook zij dat ongeacht wat er staat haatpassages moeten worden geëxegeerd in de richting van naastenliefde. Waarom deze intellectuele omweg, als je net zo goed die hele Bijbel links kunt laten liggen en meteen je eigen boodschap (van naastenliefde) naar voren kunt brengen?

De oproep om vandaag nog te beginnen met het consequent praktiseren van de gulden regel is helder genoeg, maar door de vele referenties naar voorbeelden uit de religieus/ filosofisch/ spirituele hoek krijgt het boek een zalvend en tegelijk bloedeloos karakter. Het is volslagen losgezongen van het dagelijkse leven van een gemiddeld mens in een gemiddeld westers land begin 21ste eeuw en blijft steken in abstracties en mooie woorden. Armstrong gaat niet eens in op de problemen die zij zelf zou hebben kunnen ondervinden bij het in praktijk brengen van de gulden regel, wat toch wel het minste is wat je mag verwachten van iemand die de morele lat voor iedereen onbereikbaar hoog legt.

‘Wat gij niet wil…’ is een simpele regel voor elementaire omgangsvormen die niet speciaal een religieuze oorsprong heeft, maar inherent is aan de menselijke natuur. Voor zo ver kinderen niet uit zichzelf begrijpen dat ze een ander niet op zijn kop moeten slaan omdat ze het zelf ook niet leuk vinden om op hun kop te worden geslagen, wordt die regel hun door ouders, opvoeders en andere kinderen wel ingeprent. Empathie is net zo goed een aangeboren geneigdheid als agressie, maar als eigenschap wel sociaal-wenselijker en dus gaat er in een goede opvoeding terecht meer aandacht uit naar het aanmoedigen van empathie dan naar het aanmoedigen van agressie.

De gulden regel is een adequaat handvat voor persoonlijke interactie, maar verliest al snel aan zeggingskracht, wanneer er sprake is van grotere groepen (massa’s), structuren, ingewikkelde constellaties en vooral wanneer er elkaar uitsluitende belangen in het geding zijn. Dan wordt het een onwerkbare platitude. Het is makkelijk om lezers voor te houden om, zie de barmhartige Samaritaan, behoeftigen concreet de helpende hand te reiken. Dat zou betekenen dat ik als rijke westerling een toevallige asielzoeker onderdak zou moeten bieden, of althans druk op de Nederlandse regering uitoefenen om deze compassie op nationaal niveau aan de dag te leggen. Maar er zijn ook nog de belangen van de mensen die er al zitten (niet noodzakelijk die van mezelf persoonlijk) om mee rekening te houden. De wereld wordt er niet beter van als mensen zich ondergeschikt maken aan andermans belangen. Bij kwaadaardige intenties is principiële compassie zelfs contraproductief. Compassie is een zweverig, prekerig en irrelevant boek.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan