Jeffrey Wijnberg: In het diepste van de ziel is niets te zien. Provocatieve psychologie. Uitgever Scriptum. 157 blz. E 17,95
Mensen zien zichzelf graag als gecompliceerde wezens. Ook beschouwen ze zichzelf als uniek en menen ze dat hun jeugdervaringen sterk bepalend waren voor de persoon die ze nu zijn. Ze zijn ervan overtuigd dat inzicht vooraf gaat aan gedragsverandering en dat het nuttig is opgelopen tegenslag, hang-ups en andere trauma’s uit het verleden te verwerken. Ze denken dat je eerst jezelf moet waarderen, voordat je respect van anderen krijgt. En als ze hun eigen gedrag niet begrijpen, zoeken ze de verklaring in het onbewuste.
Dit zijn allemaal therapeutische conventies die langzamerhand zo gemeengoed zijn geworden, dat cliënten die een therapeut bezoeken ervan uitgaan dat dit de uitgangspunten van de behandeling zullen zijn. Mochten deze cliënten-in-spe toevallig bij Jeffrey Wijnberg in de spreekkamer verzeilen, dan komen ze lelijk op de koffie, want Wijnberg onderschrijft geen van bovengenoemde conventies. Als vertegenwoordiger van de door hem uitgevonden ‘provocatieve psychologie’ heeft hij er in zijn boekje In het diepste van de ziel is niets te zien geen goed woord voor over. Volgens hem werken ze zelfs contraproductief.
Het laatste waar Wijnberg op uit is, is om zijn cliënten te behagen. Hij is meer van het licht korzelige gezond verstand. Dat is een andere verzameling conventies, door de eeuwen heen beproefd om de natuurlijke levenspijn het hoofd te bieden. Het gezond verstand heeft niet veel op met verwijlen in het verleden of met het idee ‘volstrekt unieke persoonlijkheid’. Aanhangers van deze richting vinden dat je beter de handen uit de mouwen kunt steken dan te blijven tobben, dat je een heel aangenaam leven kunt leiden, zonder exact inzicht in hoe je zo geworden bent, en dat je nare ervaringen beter uit je hoofd kunt zetten dan ze ter verwerking te gaan herbeleven.
Het gezond verstand, losgelaten op de therapeutische setting, valt samen te vatten als: ‘Ophouden met zeuren, graag!’ en dat is dan ook de kern van Wijnbergs provocatieve psychologie. Hij heeft hiervoor een aantal interventies paraat, (niet teveel begrip tonen, wijdlopigheid afkappen) die af en toe behoorlijk aan de botte kant zijn. Zo vervangt hij graag de onder therapeuten geliefde ‘waarom?’-vraag door ‘nou en?’ (‘Ik vlucht in allerlei oppervlakkige seksuele contacten.’ ‘Nou en?’ ‘Tja, misschien kom ik zo niet toe aan mijn onderliggende verdriet.’ ‘En wat dan nog?’ ‘Da’s misschien niet zo gezond.’ ‘Nou en? Je rookt toch ook?’, enzovoort) “Tien keer ‘nou en’ zeggen en van de meeste problemen blijft niets over,” schrijft Wijnberg vergenoegd.
Verfrissend is het wel, deze concrete, oplossingsgerichte, no-nonsense aanpak. En er zullen zeker hulpzoekers zijn die baat ondervinden bij tegengas van een kritische therapeut die ook humor en relativering in de strijd gooit. Maar niet allemaal. Er lopen toch ook mensen rond die behoefte hebben aan en zouden opknappen van een gedegen psychotherapeutisch gestuurd zelfonderzoek, dat heus niet à la de psychoanalyse jaren hoeft te duren. Die zijn denkelijk bij Wijnberg aan het verkeerde adres. Hij heeft zo’n weerzin tegen diepgaande gesprekken dat hij op het eind van het boek schrijft: ‘Voor mij persoonlijk zijn de oppervlakkige contacten met Gerard de postbode en Marion de broodjesjuffrouw de hoogtepunten van de dag: losse flodders uitdelen over de wereldpolitiek of het nut van het pindakaasdieet en ik kan er weer helemaal fris tegenaan.’ Een praatje met de broodjesverkoopster interessanter dan een sprankelend gesprek met een goede vriend over liefde, dood en het leven zelf? Kom nou, dat is al te koket.
Beatrijs Ritsema
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.