Beste Beatrijs,
Ik moest een deskundige interviewen die me was beschreven als oorspronkelijk en tegendraads. Het viel me niet mee. De man slaagde er niet in zijn denkbeelden te formuleren, lijmde al associërend hemel en aarde aan elkaar, schoot zonder reden voortdurend in de lach, vermoedde links en rechts samenzweringen, zwaaide met ondoorgrondelijke, zelfvervaardigde drukwerken, enzovoort. Ik achtte hem ernstig in de war, maar ik hield mijn mond, deed mijn werk en schreef zo helder mogelijk een kort stukkie. Al schrijvend echter kreeg ik last van onbehaaglijkheid. Had ik de man of zijn omgeving van mijn vermoedens op de hoogte moeten stellen? Moet ik dat alsnog doen?
Broeders hoeder
U denkt dat de persoon die u heeft geïnterviewd niet helemaal fris in zijn hoofd is en u vraagt zich af of u hem of zijn familie uw bange vermoedens had moeten meedelen – ik neem aan vanuit uw behoefte om hem op de een of andere manier tegen zichzelf te beschermen. Te helpen dus. De vraag is hoe die hulp eruit zou moeten zien. Op grond van uw beschrijving twijfel ik tussen beginnende dementie en gewone krankzinnigheid. Geen van beide vormen dit geestesgesteldheden die iemand in gemoede zal aanvaarden van een ander, hoe bedekt ook de termen waarvan u zich zou willen bedienen in een dergelijk slecht-nieuws-gesprek: ‘Ik wil me nergens mee bemoeien hoor, maar u maakt op mij een indruk van… tja, gaga is niet het goede woord… een beetje hectisch? Maar eh, heeft u misschien te hard gewerkt de laatste tijd? Last van stress? Burnout?’
De diagnose doet er overigens weinig toe, want als de man op u, een toevallig langskomende interviewer, al een dolgedraaide indruk maakt, dan kunt u ervan verzekerd zijn dat huisgenoten en familie ook wel beseffen dat er steekjes los zitten. Op goedbedoelde waarschuwingen van een onbekende die iets nieuws denkt te vertellen, zitten ze dan echt niet te wachten. Hoe denkt u dat ze zullen reageren? Ze zullen hem niet onmiddellijk in het gekkenhuis laten opsluiten. Maar wat dan? Bij het Riagg aankloppen, met de huisarts spreken, een psychiater consulteren? Wie weet doen ze dat allang en helpt het niet. Wie weet heeft die man geen zin z’n medicijnen in te nemen. Aan dementie valt hoe dan ook niets te sleutelen.
Zolang hij ongevaarlijk voor zichzelf en anderen is, kan er niet zo gek veel misgaan behalve dan dat interviewers zenuwachtig worden en veel werk moeten verzetten om helderheid te scheppen waar die ontbreekt. U heeft hem al een grote dienst bewezen door de wartaal die hij uitsloeg om te smeden tot iets begrijpelijks. Veel andere interviewers zouden de kans niet voorbij laten gaan om de non-sequiturs letterlijk uit te tikken onder vermelding tussen haakjes van het ongepaste gelach, aangevuld met andere illustratieve observaties. Zoiets levert altijd een geestig stukje op. U heeft hem niet voor de publieke opinie willen ontmaskeren. Dat siert u op het menselijk vlak. Als de man doorgaat voor een deskundige van naam en faam, betwijfel ik alleen of de hoofdredacteur het eens is met uw discretie.
‘Krankzinnigheid’ komt al sinds de middeleeuwen niet meer in het handboek van psychiaters voor. Verder is het aan u, Beatrijs, om adviezen te verstrekken, niet om (op quasi-grappige wijze) diagnoses te stellen. ‘Gekkenhuis’ is een dronkemansterm of een woord voor de hele dommen en onbeschoften. We noemen instellingen voor geestelijke gezondsheidzorg tegenwoordig ‘psychiatrisch ziekenhuis’.
We mogen van een Orakel der etiquette en een Boegbeeld der goedgemanierdheid toch zeker wel een fatsoenlijke en meer respectvolle manier van spreken verwachten over psychiatrische stoornissen en wat ermee samenhangt?