Een onbetwistbaar voordeel van begraven boven cremeren is de concreetheid ervan. Je staat met z’n allen om het graf heen, de kist zakt naar beneden, iedereen gooit er een schepje aarde of een bloem op – er wordt echt fysiek afscheid genomen van de overledene. Vergeleken hiermee is een crematieplechtigheid abstracter en killer, althans het moment dat de kist eenzaam achterblijft, terwijl de aanwezigen zich naar de condoléanceruimte begeven voor de nabespreking.
Op 15 augustus kwam er een eind aan het leven van mijn moeder. In de dagen daarna organiseerden mijn zus en ik haar uitvaart. Dat zij gecremeerd zou worden stond vast – dat was haar wens. Het probleem van het koude moment werd onverwachts opgelost, doordat de grotendeels seculiere plechtigheid zich niet in het crematorium afspeelde, maar in een katholieke kapel (de godsdienst van haar jeugd), nabij het huis waar zij was opgegroeid. Na afloop van de bijeenkomst droegen de zes kleinkinderen haar kist de kapel uit en plaatsten die in de gereedstaande auto. Vervolgens reed de auto stapvoets weg naar het crematorium, nagekeken door de aanwezigen, tot ze uit zicht verdween. Het was een hartverscheurend mooi moment, omdat het mijn moeder was die langzaam vertrok en ons achterliet, in plaats van dat wij haar achterlieten.
Mijn moeder is 91 jaar geworden en heeft mij in haar laatste decennium veel illusies ontnomen over de zogeheten maakbaarheid van het leven, en meer nog over zelfbeschikking ten aanzien van de dood. En dat, terwijl zij tijdens haar leven een schoolvoorbeeld was van vrij en onafhankelijk denken, altijd hamerde op zelfbeschikking en sowieso een enorme controlefreak was. Toen ze een eindje in de zestig was, had ze allerlei euthanasieformulieren ingevuld (‘Denk erom, als het zo ver is, ze liggen hier in dit laatje’) en haar man en kinderen instructies verstrekt om in geen geval te reanimeren, geen kunstmatig voedsel toe te dienen, geen antibiotica, geen levensreddende operaties. Ze was lid van euthanasieclubs en volgde alle discussies die zich op dit gebied afspeelden.
Maar toen ze op haar 78ste geslagen werd met een ernstig herseninfarct, bleek al die stoerheid verdwenen. De eens zo voortvarende, onafhankelijke, helder denkende, controlerende persoon was een passieve schim van zichzelf geworden. Die passiviteit uitte zich in een totaal gebrek aan animo om aan revalidatie te werken. Ze had het geestelijk zo’n beetje opgegeven en dacht misschien: ik ben hier toch zo weg. De controledwang bleef, maar richtte zich op, vergeleken bij haar algehele conditie, irrelevante zaken als haar bloedsuikerspiegel of een vermeende hartritmestoornis, waarover ze zich zorgen maakte.
In al die jaren dat haar toestand langzaam achteruit ging en het perspectief steeds grimmiger werd, heeft ze nooit met een enkel woord gerefereerd aan haar eerdere op schrift gestelde wensen voor het levenseinde. Een dochter, op bezoek bij haar oude, beschadigde moeder in het verpleeghuis, zegt niet: ‘Zeg, Mam, je wilde toch altijd euthanasie bij uitzichtloos lijden? Hoe denk je er nu over?’ Dus mijn zus en ik zijn er nooit op teruggekomen toen ze nog aanspreekbaar en communicatief was. En in de jaren dat ze niet meer kon praten, was het onderwerp helemaal van tafel. Ze kon haar leven niet meer overzien, dus ze wilde niet meer dood, is de enige conclusie die je kunt trekken. So much voor euthanasie bij dementen (mijn moeder was overigens niet dement). Bij leven en verstand kun je niet weten hoe je aangetaste zelf in het voorportaal van de dood erover denkt. Als naaste kun je alleen maar aan de zijlijn meelopen op die lange, tragische lijdensweg.
Mijn zus en ik hebben gehandeld, zoals zij wilde, of zoals wij dachten dat zij het wilde. Op één ding na. Mijn moeder had, ook alweer lang geleden, schriftelijke instructies opgesteld voor de gang van zaken rond haar crematie: geen advertentie in de krant, geen rouwbericht rondsturen, alleen naaste familie telefonisch inlichten, goedkope kist aanschaffen en die gesloten houden. Geen poespas kortom. Toen ze dat destijds met ons besprak, zei ik ja en amen, maar dacht: hallo, we bepalen zelf wel hoe we afscheid van je nemen. En we nodigen iedereen uit, we gaan geen mensen buitensluiten. Dat is ook precies wat er gebeurd is en veertig mensen die komen opdagen is nog best veel voor iemand van 91. Het was een mooi en waardig afscheid en die laatste autotocht waarmee ze langzaam weg zweefde gaf haar vertrek een elan dat paste bij haar vroegere leven. Ze kreeg er haar zelfstandigheid mee terug.
Mooi beschreven!