De kernachtige formulering geeft de oud-testamentische tien geboden een patina van eeuwigheidswaarde. Hier is de kracht van de eenvoud aan het werk. Steeds opnieuw proberen filosofen en maatschappijcritici de relevantie ervan voor het veranderde dagelijkse leven vast te stellen. In hun onlangs verschenen boek Erfenis zonder testament nemen Hans Achterhuis en Maarten van Buuren elk vijf geboden voor hun rekening en ik stortte me onmiddellijk op hoofdstuk 10, omdat dat een nieuwsgierig makend motto van René Girard had meegekregen: ‘Het enige gebod dat onmogelijk kan worden opgevolgd’. Aan de orde is het tiende gebod, toevallig ook mijn favoriet: ‘Gij zult niet begeren’.
Wat komt filosofie toch vaak neer op semantische woordspelletjes. Nogal wiedes dat de opdracht om niet te begeren onmogelijk te volbrengen is, maar zo staat het helemaal niet in de oorspronkelijke tekst. Er staat nadrukkelijk: Gij zult niet begeren het huis van uw naaste, noch zijn akker, noch zijn vrouw, noch zijn ezel, noch een hele riedel andere bezittingen die ik verder niet ga opnoemen. Essentieel in het tiende gebod zijn de bezittelijke voornaamwoorden. Het gaat om specifieke mensen of objecten die tot het eigendom van de naaste behoren, waar niet naar gesmacht mag worden. Er staat niet: Gij zult niet begeren een huis, een vrouw, een ezel zoals of in de trant van die van mijn buurman. Als je ziet dat je beste vriend of je broer een lieve vriendin heeft gevonden of een mooi huis heeft gekocht, mag je best voor jezelf ook een fijne relatie of betere woonomstandigheden begeren. Het gaat erom dat je niet dat specifieke vriendinnetje wil hebben/ afpikken of je vriend zijn gelukje op de woningmarkt misgunt.
Het tiende gebod gaat over jaloezie en afgunst, niet over begeertes en verlangens in het algemeen. Iets op een jaloerse of afgunstige manier begeren impliceert dat de wereld een zero-sum-game is. Het aantal begeerlijkheden is schaars, er is maar één vrouw, één villa, één dure auto de moeite waard en omdat je naaste dat in zijn bezit heeft, wil je het zelf hebben. Een denkfout, want in werkelijkheid lopen er ontelbare vrouwen rond om iets moois mee te beginnen, en als je je zinnen hebt gezet op een comfortabel huis of een gelikte auto, zou je hard kunnen werken om het geld bij elkaar te scharrelen. Het feit dat je naaste beschikt over diverse begeerlijkheden zegt niets over je eigen falen of succes om een en ander te verwerven. De enige die geschaad wordt met afgunst is de afgunstige zelf die zijn geestesgesteldheid vergiftigt met zijn stiekeme geloer naar anderen die meer hebben dan hij.
Het verbod op jaloezie en afgunst is geen verbod op het verlangen naar lotsverbetering.
Het bijzondere van het tiende gebod is dat het in zelfbescherming voorziet. In tegenstelling tot de andere negen die allemaal dienen ter protectie van ofwel God ofwel de medemens heeft het tiende gebod het welbevinden van het individu op het oog. Als je je eraan houdt, ben je een vrijer, onafhankelijker persoon die zich minder snel van de wijs laat brengen door willekeurige begeerlijke bezittingen van de buurman. Wat overigens niet betekent dat strijd tegen een onrechtvaardige maatschappelijke verdeling van geld en goederen taboe is. Er staat nergens in de tien geboden dat je geen vakbond mag oprichten om hogere lonen af te dwingen. Het verbod op jaloezie en afgunst is geen verbod op het verlangen naar lotsverbetering. Dat de ideeën en ambities voor een beter leven afkomstig zijn van andere mensen spreekt vanzelf. Mensen spiegelen zich aan andere mensen en niet aan poema’s. Ophouden met begeren in het algemeen kan nooit een oplossing zijn, want begeren staat gelijk aan willen en wie niets (meer) wil is z’n vitaliteit kwijt. Die kan net zo goed meteen in zijn graf gaan liggen. Dat kan niet de bedoeling zijn van het tiende gebod.
En toch is dat wellicht wél de bedoeling van het tiende gebod. De rode draad van de Bijbel is immers geen God die het welbevinden van het individu of de mens op het oog heeft, maar een jaloerse God die onderdanigheid eist – en makke lammetjes zijn erg lucratief voor de (religieuze) elite. En het lijkt nog te werken ook: Beatrijs vergeet een hoognodige kritische noot te plaatsen wanner vrouwen terloops worden weggezet als bezit.
Vrouwen worden helemaal niet weggezet als bezit. Je kunt in het kader van het tiende gebod als vrouw toch ook een man begeren/verlangen? Als je maar niet willens en wetens de partner van een ander probeert ‘in te pikken’. Ook buiten de tien geboden om is dat naar maatschappelijke opvattingen niet kies.
@Cindy, in ‘bijbelse tijden’ werden vrouwen (echtgenotes, dochters) wel degelijk als ‘bezit’ van de man (vader, echtgenoot) gezien. Zoals dat vandaag de dag in bepaalde culturen nog steeds geldt (gedwongen huwelijken bijvoorbeeld, de vader ‘geeft’ zijn dochter aan een andere man of ruilt haar voor een al dan niet materiële tegenprestatie).