Het nieuwe boek van Jonathan Franzen, Purity, werd in de week van publicatie begeleid door juichende recensies, zowel in Amerika als in Nederland, waar de vertaling gelijktijdig verscheen. Al vrij snel daarna kwamen de relativeringen van mensen die het toch allemaal niet zo geweldig vonden. Peter Buwalda schreef een mopperig stukje in de Volkskrant en Sylvia Witteman had zich ook verveeld. Dat effect zie je vaker bij boeken waar met hooggespannen verwachtingen naar wordt uitgezien: de professionele critici liggen reflexmatig in katzwijm en de kritiek komt van de lezers.
Zelf heb ik me zeker verheugd op Purity, omdat ik Franzens eerdere romans met veel genoegen heb gelezen. Hij combineert persoonlijke (klassieke) thema’s met een maatschappelijke (hedendaagse) invalshoek tot een good read met een rijke textuur en dat hij als een typische Amerikaanse white male middle class liberal wordt gezien kan me niet schelen, want ik ben zelf ook middle class. Al liet zijn boutade tegen fracking, het milieuverwoestende winnen van schaliegas, in Freedom me tamelijk koud. Wat me aanspreekt is zijn panoramische blik met veel hoofdpersonen, veel verhaallijnen, door Franzen aan een touwtje gehouden met de brille van de grote 19de-eeuwse schrijvers.
Die 19de-eeuwse associatie zit er in dit boek ook expliciet in. Purity is de naam van een van de hoofdpersonen, een jonge vrouw met een studieschuld van 130.000 dollar die een weg zoekt in het leven en zichzelf Pip noemt, omdat ze haar officiële naam haat. Pip is in armoedige omstandigheden opgevoed door haar alleenstaande moeder die altijd geweigerd heeft om enige informatie over haar vader te verstrekken. Zoals bekend heet de (mannelijke) hoofdpersoon van Charles Dickens’ Great Expectations ook Pip. De twee Pips worstelen allebei met hun afkomst. Het meisje heeft geen vader, de jongen is wees. In beide boeken speelt een erfenis een voortstuwende rol – vandaar Dickens’ titel: Grote verwachtingen – en wordt de moraliteit van de hoofdpersonen op de proef gesteld. Een ander parallel is die tussen Pips moeder Anabel in Purity en de griezelige Miss Havensham die ingrijpt in het leven van de Dickensiaanse Pip.
Dit is niet mijn ontdekking – Franzen heeft in interviews verteld over de echo van zijn 21ste-eeuwse Pip met de eerdere Pip en over de met Dickens verwante thematiek, overeenkomsten die een vergelijking van de twee boeken rechtvaardigen. Qua inhoud en plot staan de boeken verder geheel op zichzelf, maar ze draaien wel allebei om morele vragen. Franzen is, net als Dickens, ten diepste een morele auteur die gefascineerd is door het Goede en het Kwade en de raakvlakken tussen die twee.
Purity is eendimensionaler dan Great Expectations.
Misschien had Franzen zijn eerbetoon aan zijn 19de-eeuwse voorbeeld beter ongenoemd kunnen laten, want in de vergelijking tussen de twee romans brengt Dickens het er toch beter van af. De belangrijkste reden voor mijn teleurstelling in Purity is het extremisme van de hoofdpersonen. Niet Pip zelf – die is een fijne, hedendaagse ingénue – maar twee andere personages die zo’n beetje het Kwade vertegenwoordigen. Pips moeder Anabel is in ieder geval in haar jonge, pre-moederschap jaren zo’n gestoorde gek dat je je niet kunt voorstellen dat iemand het daar langer dan een maand mee uithoudt. Op de as van het Kwaad bevindt zich verder ene Andreas, een charismatische Assange-achtige figuur, in wie Franzen zijn computer- en internetkritiek kwijt kan, die op zeker moment een moord begaat. Het onvermijdelijke gesol met het lijk dreigt het boek zelfs even in detectiefjessferen te doen belanden.
Ondanks de 19de-eeuwse gothic elementen en een plot dat op toevalligheden leunt zijn de personages bij Dickens interessanter en complexer: zijn goedhartige Pip heeft verrassend genoeg ook een naar kantje, de schurk (en moordenaar) ontpopt zich als weldoener. Purity is eendimensionaler dan Great Expectations.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.