Spring naar inhoud


Goedkope kippen

Zou ik nog een hele kip kopen, als die vijftig euro zou kosten? Gebraden kip uit de oven met citroen, knoflook en tijm is een delicatesse, makkelijk te bereiden en geschikt om met vijf personen van te eten met wat aardappels en boontjes erbij. Voor de hele vogel, min of meer verantwoord opgegroeid, dus geen zielige plofkip, betaal je tien, twaalf euro in de supermarkt en eigenlijk is dat een schijntje, als je bedenkt hoeveel inspanning en menselijke samenwerking ervoor nodig is om die kip op mijn bord te laten belanden – mijn eigen kookarbeid niet meegerekend, want de oven doet het werk.

Niet alleen het loon van de pluimveehouder, de kippenvoedselproducent, de slachter, de distributeur, de transporteur, de vakkenvuller en de caissière zit erin verwerkt, er is ook nog de prijs van het verder opwarmen van de planeet. Gevogelte produceren voor menselijke consumptie legt relatief minder beslag dan varkens en runderen, maar de vleesproductie in zijn geheel vormt een grote factor in de CO2-uitstoot. Vlees eten draagt zelfs sterker bij aan de opwarming dan het rijden van auto’s. Wil ik ophouden met vlees eten? Nee, maar ik zie wel wat de kosten ervan zijn en ben ook bereid daarvoor te betalen. Vanuit een milieuperspectief is vlees veel te goedkoop en ik zou geen probleem hebben met een vervijfvoudiging van de vleesprijzen. Het zou de consumptie ervan verminderen en af en toe een gebraden kip op tafel zou dan iets bijzonders zijn om met aandacht te savoureren.

Veel dingen zijn te goedkoop vergeleken met hun werkelijke waarde.

Waarschijnlijk stamt mijn idee over hoe duur een kip zou moeten zijn uit mijn jeugd in de jaren zestig, toen kip nog een betrekkelijk luxe-gerecht was, dat bij speciale gelegenheden op tafel verscheen en waarvoor je naar de poelier moest. De actuele goedkoopheid van kip geeft mij een gevoel van decadentie, van weelde die over de schreef gaat, alsof de impliciete standaard die ik in toevallig in mijn hoofd de juiste maat zou zijn, terwijl die natuurlijk allang is achterhaald. Toch kan ik me niet onttrekken aan het gevoel dat veel dingen te goedkoop zijn, vergeleken met hun werkelijke waarde. Niet alleen vlees en voedsel in het algemeen (nog nooit in de geschiedenis van de mensheid was voedsel zo goedkoop), maar ook bijvoorbeeld reizen en je verplaatsen.

Voor 60 euro met een van de talrijke prijsvechters naar Barcelona of Krakau. Voor een paar honderd euro naar New York of Thailand. Dit is alleen mogelijk door het onthouden van enige service aan de reizigers, het onderbetalen en uitbuiten van vliegpersoneel en belastingvrije kerosine. Als de toeristen eenmaal ter plekke zijn, maken ze geen gebruik van de reguliere hotel- en vervoersfaciliteiten, waar die lokale sectoren nog baat bij zouden kunnen ondervinden, maar zoeken onderdak bij Air-Bnb en nemen Uber-taxi’s om nog goedkoper uit te zijn. Deze race to the bottom saboteert het idee dat reizen iets is om geld tegenaan te gooien. De ondraaglijke goedkoopheid ervan devalueert de activiteit tot iets waardeloos en dan heb ik het nog niet eens over de planeet die stikt in de kerosinedampen.

Om ideële redenen de prijzen omhoog gooien is een hersenschim. Toch vind ik het raar dat collectieve verantwoordelijkheid er zo weinig toe doet. De film 24 Wochen gaat over het dilemma wel of niet aborteren van een foetus met syndroom van Down én een hartafwijking die een open-hart-operatie binnen een week noodzakelijk maakt. De psychische nood van de zwangere vrouw is voorstelbaar, maar het gaat alleen over haar als individu. Een relatief luxe-probleem. De vraag ‘moet de maatschappij betalen voor een open-hart-operatie van een mogelijk niet levensvatbare Down-syndroom-baby?’ wordt niet eens gesteld. Vanzelfsprekend zijn de kosten voor het collectief. Zo boekt iedereen nog een reisje naar de Seychellen en nemen we er nog een kippenpootje bij. Het kost allemaal toch niks.

Artikelen in Column.


2 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.

  1. Linda V schrijft

    Ik vind dit een oneigenlijke vergelijking. Wat een mensenleven waard is, staat in geen verhouding tot de luxe van goedkoop vlees en vliegreizen. Deze twee dingen op een hoop gooien is wat mij betreft een brug te ver. Ik vlieg hoogst zelden en eet al 20 jaar geen vlees, en ben het van harte eens met de constatering dat het bizar is dat deze luxe zo achteloos wordt geconsumeerd. Maar wat betreft het relaas over de baby vliegt u wat mij betreft uit de bocht. We hebben het hier niet over luxe, maar een menselijk drama.

  2. Ger schrijft

    Het gevoel van decadentie is terecht. Als Nederlanders, of West-Europeanen,
    desnoods eerste wereldburgers, zijn wij per definitie decadent. Als mens zijn we per
    definitie verslaafd aan luxe. Meer geld willen uitgeven is nobel, maar in contrast met
    mensen in derde wereld landen, die van 1 dollar per week moeten rondkomen, natuurlijk
    buitengewoon decadent. Ik moest denken aan Adam Smith’s
    ‘An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations’ na het lezen van dit stuk.
    Zijn magnus opus dat moest bijdragen aan een beter idee over economische gelijkheid,
    maar ironisch genoeg tot op de dag van vandaag juist de ongelijkheid heeft voortgebracht waar u het in uw stuk over heeft. Aanrader. Maar u heeft het vast al gelezen.



Sommige HTML is toegestaan