Het huwelijk brengt, zoals bekend, de vreselijkste ellende met zich mee: van echtparen die elkaar het bloed onder de nagels vandaan treiteren, huiselijk geweld, echtscheiding waarna de vijandelijkheden gewoon doorgaan, getraumatiseerde kinderen, stalkende exen tot en met complete gezinsdrama’s. Eigenlijk is er maar één ding erger dan het huwelijk: ongetrouwd samenwonen. Stellen die samenwonen gaan door precies dezelfde keten van ellende, behalve dan dat het voor gedupeerden veel ingewikkelder is om hun recht te halen.
Wie samenwoont trekt een lange neus naar de staat onder het motto ‘het liefdesleven is privé en heeft geen bemoeienis nodig van overheid of kerk’. Antiburgerlijke sentimenten (geen deel willen uitmaken van het maatschappelijk keurslijf) liggen ten grondslag aan de slinkende populariteit van het huwelijk. Veertig procent van de twee-ouder-gezinnen bestaat nu uit samenwoners – in Zweden ligt dat zelfs al op zestig procent. De autonome antiburgerlijkheid levert vooralsnog weinig goeds op: van de formeel gesloten huwelijken loopt een op de drie uit in echtscheiding; van de samenwoners gaat de helft uit elkaar. Ongetwijfeld zitten onder de groep samenwoners veel mensen die eerder getrouwd waren en een tweede huwelijk niet aandurven, maar zo’n cijfer geeft te denken. Blijkbaar biedt een huwelijk toch een grotere overlevingskans dan een samenwoonsituatie.
Natuurlijk is er bijna niemand die langdurig met zijn of haar geliefde samenwoont zonder dat er ‘regelingen’ zijn getroffen. Samenwoners gaan weliswaar uit van de premisse dat hun liefde een persoonlijke keus is en dat hun intentie tot wederzijdse trouw aan zichzelf genoeg heeft, op een gegeven moment moeten er toch afspraken gemaakt worden over de financiering van een huis, de erkenning van kinderen die worden geboren, verzekeringen, pensioenen, erfenissen, enfin de hele rataplan waar een huwelijk met een simpele pennenstreek zo handig in voorziet. Er volgt een gang langs loketten met notarissen en allerhande consulenten, culminerend in een sessie op het stadhuis, waar het geregistreerd partnerschap, voorzien van op het stel toegesneden voorwaarden, zijn officiële beslag krijgt, al dan niet met ceremonieel vertoon. Resultaat van de inspanningen: een verbintenis met alle kenmerken van een huwelijk, maar het stel kan nog steeds nuffig hun antiburgerlijkheid claimen, want getrouwd zijn ze niet, stel je voor.
In mijn naïviteit dacht ik dat wettelijke regelingen allang een eind gemaakt hadden aan het verschil tussen getrouwde en samenwonende stellen, maar kennelijk bestaan er nog steeds problemen op dit vlak. Een man van D66 hield in de Volkskrant onlangs een pleidooi voor de totale afschaffing van het huwelijk, omdat zoiets niet meer past in een individualistische maatschappij, en omdat getrouwden geheel ten onrechte fiscale voordeeltjes genieten, waar singles geen aanspraak op kunnen maken. Een ander consortium van rechtsgeleerden pleitte in de NRC voor de juridische gelijkschakeling van samenwoners en getrouwden, omdat veel ex-samenwoners na het uit elkaar gaan berooid achterblijven (de vrouwen) danwel het contact met de kinderen verliezen (de mannen). De oplossing van deze juristen bestaat eruit om mensen die langer dan twee jaar samenwonen voortaan als gehuwd te beschouwen ten einde hen makkelijker tot alimentatieplicht te kunnen dwingen.
Het is niet te geloven. Het instituut huwelijk heeft als functie de veiligheid van de zwakkeren (kinderen en in mindere mate de vrouw) te garanderen. Het staat iedereen volkomen vrij om zijn liefdesrelatie wel of niet te formaliseren. Dat formalisering grote voordelen heeft, omdat ieders rechten en plichten duidelijk vastliggen is zonneklaar. Samenwonen is onveiliger. Onnozele hokkers die op hun gevoel koersen moeten door de staat bij het handje worden genomen om ze tegenstribbelend en wel tot ‘getrouwd’ te verklaren. Het shotgun marriage uit de jaren vijftig is er niets bij.
‘Hokken’ is een nogal belegen term. En ondanks uw argumentatie spreekt er uit uw relaas inderdaad een stoffig soort afkeer ten aanzien van samenwonenden.