Beatrijs Ritsema
Sinds enige tijd kom ik weer regelmatig in de bibliotheek. Ik was daar misschien wel in geen twintig jaar meer geweest, behalve dan om af en toe doelgericht iets op te zoeken. Op een gegeven moment ben ik bij de groep der boekenkopers gaan horen en niet meer bij de -leners. Maar de carrière van een lezer begint in de bibliotheek, dus ga ik nu met mijn zoontje erheen. Of het aan de Amerikaanse manier van doen ligt of eenvoudig aan het verstrijken van de jaren, weet ik niet, maar de sfeer in de bibliotheek bevalt me niet helemaal. Het is er op de een of andere manier te laagdrempelig.
Om te beginnen zijn er geen steekplankjes. Van de kinder- en later ook grote-mensenbibliotheek van vroeger herinner ik me de plankjes, in de vorm van een platgeslagen revolver, die je tussen de boeken schoof als je er eentje uitgehaald had om door te bladeren. Het idee was dat je het boek op de juiste plaats kon terugzetten, als je besloot het niet mee te nemen. Handig! Het ontbreken daarvan maakt me zenuwachtig. Telkens moet ik controleren wat het nummer van het boek is om het tussen de goede buren terug te wurmen. Nu ben ik een volwassene met misschien een overdreven respect voor ordening, maar van kinderen kun je een dergelijke zorgvuldigheid niet verwachten. Ze zetten de boeken verkeerd of helemaal niet terug, met het gevolg dat er op allerlei leestafels stapeltjes boeken rondslingeren. Het merkwaardige is dat de bibliothecaresse zich daar absoluut niet aan stoort. Als ik zelf daar de baas was, zou die chaos mij een gruwel zijn, maar zij ziet het welwillend aan, terwijl ze toch diezelfde avond de rotzooi weer zal moeten opruimen.
In deze bibliotheek wordt er alles aan gedaan om het de klanten naar de zin te maken. Vanzelfsprekend is het lidmaatschap gratis en mag je zoveel boeken mee naar huis nemen als je hartje begeert. In het midden van de zaal staat een kooi met knaagdieren. Er zijn voorleesuurtjes voor peuters en kleuters. Er worden verantwoorde video's vertoond en in de zomer hielden ze een wedstrijd wie de meeste boeken kon lezen tijdens de vakantie. Ik weet niet wat me treuriger maakt: het opgewekte imago van de bibliotheek als dolle boel of de affiches met vrome slogans die de bezoekers moeten overtuigen van de waarde van het lezen als zodanig.
Het heeft iets zieligs, het zielige van het sportfondsenbad dat zich omgetoverd heeft in een tropisch zwemparadijs teneinde de bezoekersaantallen op te krikken. Een bibliotheek is het meest eenvoudige wapen in de strijd tegen onwetendheid. De opzet, een voor iedereen toegankelijke verzameling boeken gerangschikt naar onderwerp en alfabetisch, is van een superieure elegantie. Alles wat daar als extra'tje aan wordt toegevoegd degradeert het principe. Kinderen ontwikkelen zich niet automatisch tot enthousiaste lezers wanneer ze zoveel boeken mogen meenemen als ze kunnen dragen. Integendeel, het boek devalueert hierdoor tot minder dan een consumptie-artikel.
Voor lezen wordt veel reclame gemaakt, op scholen, door de overheid en op de bibliotheken zelf. Als iedereen het ergens over eens is, dan is het wel over de slagzin 'lezen moet'. Toch is lezen, althans via de bibliotheek, gratis, en dat maakt het een beetje verdacht. Het is blijkbaar zo goed voor je dat je er niet voor hoeft te betalen. Dit gegeven plaatst de bibliotheek zo ongeveer in de categorie van de (in Amerika) op sommige scholen gratis uitgereikte condooms of (in Nederland) de vroegere schoolmelk, uitgereikt ter bevordering van algemene gezondheid, toen melkallergie nog niet bestond. Een symbolisch bedrag van bijvoorbeeld vijf gulden per jaar voor een lidmaatschap zou de bibliotheken kunnen bevrijden van het brave muesli-aroma dat ze nu vergeefs proberen weg te werken door niet terzake doende attracties.
Een zichzelf respecterende bibliotheek zou het overheidsgeld niet moeten verspillen aan video's en crèche-diensten onder het mom van boekenliefde kweken. Het is al moeilijk genoeg om de collectie op peil te houden en achter niet-teruggebrachte boeken aan te jagen. In Amerika dreigen veel bibliotheken gesloten te worden, omdat de mensen belastingverlaging willen. In een willekeurige stad zal dan eerder het aantal bibliotheken gehalveerd worden als bezuinigingsmaatregel dan het aantal brandweerkazernes. In Nederland ziet het er geloof ik ook niet zo florissant uit voor de bibliotheken. Laatst las ik een berichtje over de kwalijke gevolgen van de leenvergoeding die schrijvers en uitgevers ontvangen. Deze kostenpost drukt op de begroting voor bibliotheken, dat is duidelijk. Niet op de individuele lezer die eens een boekje uit de bibliotheek leent, want dat doet die lezer gratis vanuit het maatschappelijk oogmerk van geestelijke verheffing.
Ik werd door een grote schaamte bevangen. Mijn hele jeugd ben ik een toegewijd bibliotheekbezoeker geweest. De klassieken uit de wereldliteratuur heb ik er geleend, en daarnaast ook een heleboel onzin die toch nuttig was. Ik heb warme herinneringen aan de bibliotheken die ik bezocht. Maar wat heb ik er tegenover gesteld? Het invullen van formulieren een paar jaar geleden om een leenvergoeding te krijgen voor mijn eigen boeken. Wat bezielde me eigenlijk? denk ik nu achteraf. Hoe kwam ik erbij aanspraak te willen maken op een paar armzalige tientjes per jaar? Een bibliotheek bevat de neerslag van een cultuur. De afnemers worden praktisch vrijgehouden – terecht, want de cultuur in leenvorm moet voor iedereen toegankelijk zijn. Waarom moeten de producenten verdienen aan deze cultuurspreidingsconstructie die door de bevolking als geheel wordt gefinancierd?
Hier spreekt een enghartige kruideniersmentaliteit uit, om niet te zeggen regelrechte inhaligheid. Wie een boek leest, zal betalen; als de mensen te arm zijn om het aan te schaffen, dan moet de staat maar compenseren voor de gederfde royalties. Hoe langer ik er over nadenk, hoe verachtelijker deze regeling mij voorkomt. Nooit zal ik meer een formulier van de afdeling leenvergoeding invullen.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.