Spring naar inhoud


Doelloos medelijden

Beatrijs Ritsema

Met het gevoel medelijden is iets vreemds aan de hand: het is een beetje verdacht geworden. Nog niet zo lang geleden bestonden er talloze groepen die onverbloemd in aanmerking kwamen voor medelijden en daar ook in ruime mate van voorzien werden. Te denken valt aan de arme zwartjes in Afrika, ongehuwde moeders, achterbuurtkinderen, alle gehandicapten en zieken en bijna de meeste ouden van dagen. Alleen al de terminologie waarmee deze groepen aangeduid werden heeft nu een hopeloos ouderwetse bijklank.

Medelijden is een ongemakkelijk gevoel. Het is een mengeling van superioriteit en afgrijzen. Degene die zich eraan overgeeft neemt zichzelf als maatstaf om de situatie van anderen te beoordelen, en als de vergelijking gunstig voor de beoordelaar uitvalt, levert dit al snel medelijden op. Het omgekeerde geval, waarin de beoordelaar zichzelf als minder goed af waarneemt, leidt tot afgunst, een gevoel dat juist veel van zijn irrespectabiliteit verloren heeft. Medelijden is gratuït, afgunst slechts de negatief geformuleerde ervaring van onrecht. Iemand die overspoeld wordt door medelijden houdt er in wezen een zelfgenoegzaam wereldbeeld op na, omzoomd met goedkope sentimenten voor degenen die zich buiten de gerieflijke cocon bevinden. Afgunst daarentegen is veel meer een kritische kracht, geassocieerd met heilige verontwaardiging en fiere acties.

Met medelijden hoef je bij niemand meer aan te komen. Gehandicapten roepen om 't hardst dat ze er geen prijs op stellen – ze zijn meer gebaat bij voor hun karretjes toegankelijke opritten naar restaurants en andere openbare gebouwen, aangepaste huizen en gereserveerde parkeerplaatsen. Ongehuwde moeders hebben geen behoefte aan kerstpakketten of tweedehands babykleertjes, maar aan een stevige uitkering. Zelfs de dierenbescherming opereert minder uit zieligheidsoverwegingen dan wel als zaakwaarnemer ter verdediging van de rechten van het dier.

Zodra er rechten in het spel zijn, wordt medelijden een overbodige emotie. Menselijke verhoudingen verliezen aan neteligheid en winnen aan zuiverheid. Niemand hoeft zich meer ongemakkelijk te voelen onder het uitdelen of ontvangen van vrijblijvende filantropie. Er wordt via andere (altijd meer bureaukratische) methodes gewerkt aan het opheffen van de ongelijkheid. Geen zilverdoppen sparen voor lepra-patiënten, maar belastinggelden innen voor ontwikkelingssamenwerking.

Het doel van alle strevingen naar emancipatie en meer rechten voor minderheden is desondanks nog steeds goed vergelijkbaar met de functie van medelijden uitstorten. In allebei de bewegingen gaat het om integratie in de hoofdstroom (wat dat ook mag zijn) of tenminste het overbruggen van een kloof. Of je nu een gulden weggeeft aan een bedelaar of je krachten besteedt aan een project 'woonruimte voor daklozen', er treedt een verkleining van de afstand op, hoe minimaal ook.

Vandaar de gevoelens van onbehagen over separatistische neigingen van minderheden. Separatisme valt niet goed te bevatten voor niet-ingewijden. Een voorbeeld daarvan is de omstreden roep van radicale zijde om een afrocentrisch onderwijsprogramma in Amerikaanse binnensteden, waar de meerderheid van de bevolking uit zwarten bestaat. Afrocentristisch onderwijs is niet in de eerste plaats gericht op academische vaardigheden als lezen, schrijven en rekenen, maar op het kweken van zelfrespect op grond van een gedeelde Afro-Amerikaanse cultuur. Niet-zwarten hebben daar geen boodschap aan, maar ook voor een heleboel zwarten is een dergelijke ideologie niet meer dan een zijspoor, waar ze weinig winst van verwachten als het gaat om het wegwerken van achterstand in sociaal-economisch opzicht.

Voor de meeste minderheden is separatisme toch een randverschijnsel met tamelijk geringe dagelijkse relevantie. Op een uitzondering na en dat zijn de doven. Terwijl alle andere gehandicapten streven naar integratie in de maatschappij (openbare voorzieningen voor rolstoelrijders, Down-syndroomkinderen op de gewone basisschool, leegstand in Het Dorp, anti-discriminatiemaatregelen bij sollicitaties), bloeit het separatisme in de dovenwereld. Althans in Amerika, waar op het ogenblik een merkwaardig debat plaatsvindt over de wenselijkheid van implantatie van een nieuw soort gehoorprothese bij jonge, dove kinderen. Dit hulpmiddel zou in sommige gevallen 95 % doofheid kunnen reduceren tot 60 %. Nog steeds niet geweldig, maar beter dan niets. Maar de belangenverenigingen van doven zien er geen heil in, omdat in hun visie doofheid geen handicap is, maar een andere levenswijze, vergelijkbaar met bijvoorbeeld homoseksualiteit. Het gaat niet aan een homoseksueel om te vormen tot hetero (voor zover dat al mogelijk is) en evenmin hoor je met kunst en vliegwerk van een dove een slecht-horende te maken.

Deze opvatting heeft alles te maken met de recente legitimiteit van gebarentaal als volwaardig communicatiemiddel. De geschiedenis van doven door de eeuwen heen is een treurige. Voor zo ver ze niet als achterlijk werden beschouwd, probeerden medelijdende religieuzen hen de wereld van de horenden binnen te trekken door hen te leren liplezen. Maar met die integratie is het nooit echt wat geworden, gezien het ervaringsfeit dat doven het liefst met doven omgaan en ook meestal binnen de gemeenschap trouwen. Bovendien is liplezen meer mythe dan werkelijkheid.

Aan de ene kant is het een uitkomst, deze opwaardering van de gebarentaal, want dat betekent dat doven geen medelijden meer nodig hebben. Hun leven is niet per definitie minder van kwaliteit dan dat van een horend persoon. Aan de andere kant is het wel erg gebonden aan een subcultuur. Zoals een van de horende ouders die een gehoorimplantatie overwoog voor zijn dove kind het formuleerde: 'Het lijkt wel of ik met de Moonies te maken heb. De belangenbehartigers voor doven verzekeren me dat mijn kind in hun subcultuur gelukkig zal worden en dat ik hem niet in zijn waarde laat, als ik ervoor zorg dat hij een beetje kan horen.'

Het is een verraderlijk soort separatisme, want voor het standpunt van de dovengemeenschap valt best wat te zeggen. Er is niets mis met een doof persoon die een gevarieerd en communicatief leven leidt in de doven-subcultuur. Toch duikt er weer medelijden op, al is het deze keer niet met de doven zelf, maar met de ouders die voor een dilemma staan. Niet dat medelijden iets oplost natuurlijk. Maar onuitroeibaar blijft het wel.

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan