In China zijn er ouders die het DNA van hun vierjarige kinderen laten opmeten om hun sterke en zwakke eigenschappen in kaart te brengen, zag ik in de interessante tv-serie ‘De volmaakte mens’ van Bas Heijne. Zijn de kinderen muzikaal, atletisch getalenteerd, verlegen of juist dominant? Gedetailleerde achtergrondkennis kan een steuntje in de rug zijn bij de opvoeding. De kans dat een nieuwe Lang Lang aan de aandacht van ouders of autoriteiten ontsnapt wordt daardoor geminimaliseerd en als een kind te bangelijk uit de test naar voren komt, kan het bijtijds in de assertiviteitstraining.
Zo’n DNA-test willen lijkt mij enerzijds vergelijkbaar met de thermometer gebruiken, als buiten alle mussen van het dak vallen. Het is warm. Doet het er dan nog toe of het 38 of 36 graden Celsius is? In plaats van een kind wangslijm af te nemen en een uitdraai te maken van de DNA-sequenties kun je het ook een tijdje nauwkeurig observeren en dan krijg je gauw genoeg in de gaten wat voor type het is. Anderzijds zal de test juist zo veel informatie opleveren dat beoordelaars binnen de kortste keren het spoor volledig bijster raken. Vooral omdat de informatie bijna geheel de vorm van kansen aanneemt: een combinatie van de genen zus & zo geeft 15 procent extra kans op suikerziekte of 10 procent minder op Alzheimer.
Ziektes hebben tenminste in veel gevallen een overzichtelijk aantal genetische markers (niet dat daar veel aan te verhapstukken valt – het efficiëntste wat je als ingreep kunt doen is aborteren), maar zelfs aan een eenduidig kenmerk als lichaamslengte komen al meer dan honderd genen te pas. Laat staan dat ingewikkelde, geestelijke eigenschappen als intelligentie, leiderschapstalent, durf of empathisch vermogen op een combinatie van DNA-sequenties terug te voeren zijn. En wie er toch om vraagt krijgt honderden pagina’s output met duizenden uitspraken over waarschijnlijkheden: een verlengde versie van genencombi huppelepup wijst op 10 procent bovengemiddeld kans om voor het achtste levensjaar ‘Eine kleine Nachtmusik’ vlekkeloos uit te voeren. Je kunt de kleine natuurlijk ook op pianoles doen en rustig afwachten wat ervan komt.
Met een en hetzelfde genenpakket kun je vele kanten op.
Ieder mens heeft een DNA-pakket, dat is een ding wat zeker is. Maar ik zie het toch meer als een trommel met potentie dan als biologische voorbestemming. Dat vinden genetici zelf ook, want de exacte ontcijfering van het menselijk genoom blijkt tien jaar later toch minder belangrijk dan het zich aanvankelijk liet aanzien. Dezelfde genenpakketten in verschillende omstandigheden kunnen verschillen van dag en nacht opleveren. Dat is makkelijk in te zien door jezelf voor te stellen in een andere cultuur, in een andere periode van de geschiedenis. Als ik in de 15de eeuw had geleefd, had ik niet als kloosterzuster theologische verhandelingen geschreven, maar was ik na een carrière als schapenhoedster op m’n twintigste gestorven in het kraambed. Mijn genenpakket leent zich ook uitstekend om in het China van de Culturele Revolutie de boeken af te zweren en braaf op het platteland rijst te verbouwen of in de gevangeniskeuken te werk gesteld te worden. Mijn familie zou ik hopelijk niet verraden, maar als ik gemarteld werd, weet ik dat nog niet zo net.
Het idee dat iets veelvormigs en contextafhankelijks als criminaliteit in het DNA staat geschreven wordt ook allang niet meer door genetici onderschreven (Buikhuisen zat echt op het verkeerde pad). Genen die bijvoorbeeld coderen voor sociopathie worden aangetroffen bij psychopaten die de gruwelijkste misdaden hebben bedreven, maar ook bij CEO’s, hersenchirurgen en gevechtspiloten. En bij de politie, vermoed ik. Waar iemand uiteindelijk terecht komt hangt af van omstandigheden, opvoeding en heel veel toeval. Een DNA-test neemt maar een klein stukje van dat spectrum in beslag. Slangenolie.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.