Spring naar inhoud


Buurtleven

Beatrijs Ritsema

In Nederland houdt men graag de gordijnen open. Een gewoonte die voor buitenlanders een bron van verbazing en vermaak vormt. En inderdaad, in geen enkel ander land kun je 's winters om zes uur 's avonds een wandeling door een willekeurig woonwijkje maken en huis na huis hetzelfde tafereel in diverse gradaties van vredigheid aanschouwen: eters aan tafel. Een van de Kerst- en Nieuwjaarstradities uit mijn jeugd was hier zelfs op geënt; wanneer wij ons eigen diner achter de rug hadden, maakten we een wandeling door de buurt met geen ander doel dan om overal de mensen deftig uitgedost bij kaarslicht aan de gebraden kalkoen te zien zitten. Feestdag of niet, onze eigen gordijnen waren overigens wel altijd dicht, onder het voor mij aanvankelijk raadselachtige motto 'anders zien de buren de pannen op tafel staan'.

Hoewel ik op de hoogte ben van alle bezwaren tegen deze potsierlijke gewoonte, moet ik bekennen dat ik in mijn hart een gordijnenopenhouder ben. Mijn man hoort in het kamp der gordijnensluiters, dus bij ons zijn de gordijnen 's avonds dicht. Mijn neiging is niet zo sterk dat ik ze weer open ga doen, wanneer hij ze eenmaal gesloten heeft, maar op mijn eigen kamer blijven ze lekker open. Voorstanders van dichte gordijnen zien hierin een trekje van typisch Nederlands exhibitionisme, zo van: kijk mij hier eens allerlei brave en fatsoenlijke dingen doen, nee, ik heb niets te verbergen voor het oog van de wereld.

Dit mag zo zijn, maar voor mij geldt een heel ander motief. Ik wil graag een oogje houden op wat er buiten gebeurt en dit gaat nu eenmaal beter met open dan met dichte gordijnen. Ook al lijkt het erop dat je, gezeten in een verlichte ruimte, door het zwarte raamgat helemaal niets van buiten kunt onderscheiden, de doorgewinterde gordijnenopenhouder weet wel beter. Ja, de man die z'n hond uitlaat ontgaat je, evenals de fietser zonder licht. Maar het gaat om de verlichte ramen van de buren. Niet dat ik mijn avonden doorbreng met het nauwlettend volgen van de verrichtingen van de buren, maar het is prettig om af en toe een blik naar buiten te slaan en te zien dat alles in orde is. Toegegeven, het maakt het interessanter als zij ook hun gordijnen open houden, maar zelfs als dat niet het geval is, kun je altijd nog waarnemen of ze wakker zijn (lekkend licht) of al zijn gaan slapen (alles donker).

Het zal best onder voyeurisme vallen, maar voor mij is het vergelijkbaar met de neiging om in restaurants met mijn rug tegen de muur te gaan zitten of in bussen achterin. Op die manier houd je een beetje overzicht. Als ik opkijk van waar ik mee bezig ben en me even vertreed in de kamer, zie ik liever de buurjongen die piano studeert dan zo'n stom gordijn, van waarachter je moeilijk naar buiten kunt gaan gluren – dat is pas echt genant.

Sinds kort wonen we in een huis met een enorm stuk grond erbij dat voor tuin doorgaat. Uit privacy-overwegingen en uit angst voor gronddiefstal door middel van oprukkende tuinhuisjes van de buren heeft de eigenaresse het terrein afgezet met meer dan manshoge schuttingen. Deze week heeft de laatste buur (met kinderen) die voor ons nog toegankelijk was een schutting voor z'n neus gekregen. Dankzij smeken en bidden bij nietbegrijpende werklieden is er een klein gaatje overgebleven, waar de kinderen zich nog doorheen kunnen wurmen. Verder is de privacy totaal.

Ik zie weinig in deze obsessie met privacy. Het maakt het leven nodeloos saai, als een poel met stilstaand water waar geen zuurstof meer passeert. Het voordeel van voor het oog bereikbare buren is dat ze het dagelijks leven stofferen. Een goede verstandhouding, aangevuld met terloopse waarnemingen (waarvoor de verrekijker echt de kast niet uit hoeft) creërt vanzelf een doorlopend verhaal. Met een beetje speculatie erbij, zonodig hier en daar een bijnaam, ontwikkelt het doen en laten van de buren zich tot een onuitputtelijk gespreksonderwerp, beter dan een roman.

Maar daar zitten we nu, ingekwartierd tussen verre schuttingen en afgeschermd van de omwonenden. Willen we de buren gelukkig nieuwjaar toewensen, dan moeten we ze opbellen. Het uitzicht op hun buiten is geheel verdwenen en het uitzicht op hun binnen was al niet veel soeps. Het heeft geen enkele zin meer dat ik de gordijnen openhoud.

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan