Spring naar inhoud


Bobo’s

David Brooks: Bobo's in Paradise. The New Upper Class and How They Got There

Uitgever Simon & Schuster. 284 blz. Importeur Van Ditmar. f 69,95

Een mens waant zich graag een onafhankelijke geest, zo iemand die niet met alle modegolven meedeint maar vastberaden zijn eigen koers volgt. Originaliteit en non-conformisme zijn waarden uit de jaren zestig, die tot op de dag van vandaag recht overeind staan, al is de monolithische gevestigde orde waartegen men zich afzette allang verdwenen. De protestgeneratie van toen zijn de machthebbers van nu. De elite die het nu voor het zeggen heeft slaat echter een totaal andere toon aan dan de elite van een halve eeuw geleden. Ze hebben een open geest, ze zijn tolerant, van diverse achtergrond en komaf, ze gedragen zich informeel en er bestaan veel minder scherpe scheidslijnen tussen voorheen elkaar wantrouwende categorieën als het bankierswezen, de entertainmentindustrie of spraakmakende intellectuelen. Een topondernemer kan eruit zien als een slonzige student, een topkunstenaar kan heel goed in een Armani-pak. En iedereen rebbelt gezellig met elkaar in de televisie-talkshows.

Niets is leuker dan juist voor deze overtuigde non-conformisten op satirische wijze te laten zien dat mensen toch voortdurend dezelfde keuzes maken en zich bijvoorbeeld massaal op het drinken van ingewikkelde cappucino's met smaakjes storten. Nog beter is het, wanneer je zo'n soort tongue-in-cheek boek leest en je ineens zelf betrapt voelt. In zijn boek Bobo's in Paradise geeft David Brooks een uiterst scherpzinnige en geestige analyse van het leefklimaat van de tegenwoordige hoogopgeleide en goedverdienende elite.

Hij stelt bijvoorbeeld dat de babyboomers altijd een moeizame verhouding met materialisme hebben gehad. De consumptiemaatschappij stond destijds in de top-vijf van dingen waar men niets van hebben moest. Van die houding is weinig overgebleven, zou je denken, als je ziet hoe overal het geld met bakken uitgegeven wordt aan particulier vertier. Stiekem voel je jezelf (ik tenminste) dan toch iets beter dan de rest, omdat je het wat soberder aanpakt en er geen tweede huis-met-zeilboot op nahoudt of een four-wheel-drive. Maar Brooks laat zien dat er geen enkele reden is mezelf schouderklopjes te geven, omdat regel 1 op het gebied van financiële correctheid luidt: 'Alleen ordinaire mensen besteden grote sommen geld aan luxe-producten; beschaafde mensen beperken hun geldsmijterij tot nuttige aanschaffen.' In dit perspectief is het decadent om duizend gulden uit te geven aan handgemaakte leren schoenen ter completering van een galakostuum, maar heel gewoon om voor duizend gulden het beste merk bergschoenen te kopen voor een survivalweekend in de Ardennen.

Geld spenderen aan dure juwelen, emmers kaviaar, kamerbrede tv-schermen of een warm bubbeltjes-bad in de tuin is not done, want deze dingen vallen onder opzichtige luxe, maar als de aanschaf ook maar het geringste spoor van nuttigheid bevat, mogen alle remmen los. Sport valt tegenwoordig ook onder nut door de obsessie van de babyboomers met gezondheid, dus vandaar de enorme bedragen die zonder blikken of blozen worden besteed aan fitness-, wandel-, trek-, ski- en klimuitrustingen, boten, geavanceerde fietsen en rollerskates.

Alles wat nuttig is of bedoeld voor professioneel gebruik mag iets kosten, dus het geld gaat naar vakantiereisjes voor de noodzakelijke onthaasting, naar tuingereedschap, huishoudelijke apparatuur (sapcentrifuges, multifunctionele broodroosters) en algehele huisverbetering (tiptop badkamers, keukens die eruit zien als een vliegtuighangar). Dit was de passage, waarbij ik me betrapt voelde. Hebben wij niet vorig jaar een hele keukenverbouwing ondergaan voor een fors bedrag? Er waren wel wat mankementen, maar om nou te zeggen dat de kwaliteit van de bereide maaltijden is toegenomen sinds de verbouwing… Nee, onze nieuwe keuken is gewoon precies hetzelfde als de jeep (in advertenties aangeduid als sport utility vehicle) van de buren. Iedereen heeft hetzelfde nutverhaal bij zijn eigen aankopen.

Bobo is een samentrekking van bourgeois en bohemian. De huidige elite van de westerse wereld heeft de aloude tegenstelling tussen gevestigde orde en persoonlijke vrijheid weten op te heffen door de tijdgeest van de authenticiteitzoekende jaren zestig en die van de ambitieuze yuppie-jaren tachtig met elkaar te laten fuseren tot een krachtig mengsel, dat de nieuwe standaard vormt. De burgerlijke cultuur werd geassocieerd met begrippen als spaarzaamheid, plichtsbesef, ambitie, hard werken, je houden aan de regels, tradities en rationaliteit, terwijl de bohémiencultuur de nadruk legde op hedonisme, leven bij de dag, creativiteit, zelf-expressie, ervaringen, immateriële waarden, radicalisme en emotionaliteit.

Vanaf begin 18de eeuw hebben kunstenaars en intellectuelen de burgerlijkheid van het establishment verketterd zonder dat dit enig effect had op de mensen die de dienst uitmaakten. De elite ging ongestoord door zichzelf te reproduceren en de critici bleven minvermogend aan de zijlijn. In de jaren vijftig werd de kiem voor een omslag gelegd doordat universiteitsbesturen zich bekeerden tot het meritocratische principe. In plaats van voornamelijk Wasp's uit de bekende gegoede families aan te nemen, stelden zij de universiteitspoorten open voor studenten met hoge SAT-(Standard Aptitude Test) scores. Het meritocratisch denken was het startpunt voor de diversiteit, die later als zelfstandige waarde binnen de cultuur werd erkend. De opkomst van de jeugdcultuur in de jaren zestig betekende de grootste stormloop ooit van het bohémien-denken op de status door geboorte, de starre normen en de benepen opvattingen van de gevestigde orde. Bohémiens waren nooit meer dan een kliekje van buitenstaanders, nu was het een horde.

Verschillende cultuurpessimisten vreesden voor het te gronde gaan van de maatschappij door hedonisme, waarmee werd bedoeld: drugs, opzwepende muziek, vrije seks, vrije expressie, terug naar de natuur en algehele nietsnutterij. Maar hier was geen sprake van. De bourgeoisie heeft de klappen van de rebellen geïncasseerd en is als een repressief-tolerant poppetje van elastiek teruggeveerd naar haar oorspronkelijke machtspositie. Of het bohémienschap bleek in de praktijk te inspannend – dat is ook denkbaar.

Cruciaal is in ieder geval dat de nu heersende elite dertig jaar na de Revolutie van de jaren zestig de keurslijfcultuur en de vrijheidscultuur met elkaar verzoend heeft. Als spil van deze verzoening ziet Brooks de meritocratie. Wie bereid is hard te werken moet ongeacht zijn of haar afkomst de gelegenheid krijgen een goede opleiding te volgen om zich te verzekeren van een goed inkomen. De traditionele bourgeoiscultuur hechtte waarde aan hard werken. De traditionele bohémiens hechtte waarde aan plezier maken. De Bobo-cultuur combineert deze tegenpolen door waarde te hechten aan hard werken, als je ziel er tenminste in ligt.

Werken is aan het begin van de 21ste eeuw zo ongeveer het belangrijkste wat een mens in zijn leven doet. Het ligt verankerd in de identiteit. In de Bobo-cultuur draait alles om ambitie, concurrentie en succes, niet omdat het moet van de chef maar omdat het je eigen keuze is. Werk mag dan ook niet saai zijn of slechts een middel tot brood op de plank, maar moet je leven verrijken. Je moet er als mens van groeien. Afgezien van zelfexpressie heeft hard werken trouwens ook de functie van zelfhandhaving. In een meritocratie moeten mensen meer op hun qui-vive zijn dan in een standenmaatschappij, waar je rustig kunt blijven zitten waar je zit. Mensen worden beoordeeld op recente prestaties. Wie een tijdlang onderpresteert, wordt van z'n plaats gedrongen. Onzekerheid over status op termijn en concurrentie van ambitieuze jonge honden zorgen ervoor dat de hoogopgeleiden niet wegdommelen in hoge functies.

Tegenover werk staat ontspanning. Maar zoals het werk allerlei plezierfuncties heeft geïncorporeerd (leuk werk, zelfontplooiing, informele sfeer, flexibele uren), zo gaat de ontspanning juist met allerlei regels en verplichtingen gepaard. Het dionysische van de jaren-zestig bohemia met leuke dingen voor jongeren als vrije seks is ver te zoeken in de Bobo-cultuur. Roken is een regelrechte misdaad. Alcohol is uit de gratie en een nachtje doorfeesten is er ook niet bij. Het Bobo-idee van ontspanning is om dagelijks een uur aan joggen of fitness te besteden in het kader van het gezond houden van het lichaam. Seks is vanzelfsprekend principieel vrij en een persoonlijke keuze, maar op de Internet nieuwsbrief van een sadomasochisten-belangengroep luidt de missieverklaring dat de SM-ervaring met een accepterende houding, zorg, waardigheid en respect behandeld dient te worden. Ook een zweep kan met waardigheid neerkomen op een blote bil. In de elitair-intellectuele sekstijdschriften is men zo bang te discrimineren op uiterlijk (lookism) dat bij voorkeur lelijke of oude seks bedrijvende mensen worden afgebeeld. Seks mag, als het maar op een veilige manier en met respect gebeurt. Deze boodschap wordt afgewisseld met: seks moet, omdat het goed is voor de gezondheid. De Bobo-houding tegenover seks is antiseptisch en heeft niets te maken met de avontuurlijke, gevaarlijke seks, waarmee van oudsher de regels werden overtreden.

Bobo's waren in hun jonge jaren anti-kerk, anti-gezin en anti-instituties. Nu ze zelf kinderen hebben, maken ze zich zorgen om het aantal echtscheidingen, gaan ze terug naar de kerk (niet omdat ze geloven maar om hun kinderen iets mee te geven) en zitten ze bovenop wat er op school gebeurt. Al tien jaar lang verschijnt het ene boek na het andere over de noodzakelijke terugkeer van de civil society. De nieuwe elite heeft zich met bewonderenswaardige lenigheid het beste van twee werelden toegeëigend. Ze doen precies waar ze zin in hebben en houden zich daarbij aan de door henzelf ontworpen nieuwe maatschappelijke regels: ze scheiden hun afval, recyclen hun oud papier en steunen de walvis, ze zijn zuinig op hun lichaam, ze werken hard, ze discrimineren anderen op prestatie en niet op ras, sekse, geloof, aantrekkelijkheid of seksuele geaardheid. Ze geloven in goede manieren tegenover alles wat leeft en eten scharrelvlees. Ze hechten aan gemeenschapszin in de buurt, al verhuizen ze onmiddellijk wanneer zich elders een betere baan voordoet. Ze geloven in iets hogers, maar zonder zich te onderwerpen. Niemand gelooft meer in het Laatste Oordeel. Een Laatste Discussie lijkt voor bobo's het hoogst haalbare. Flexidoxie noemt Brooks deze vorm van godsdienstigheid. Je doet met alle rituelen mee, behalve met de regels die je om de een of andere reden niet aanstaan.

De kitschige neiging om te zwijmelen bij alles wat authentiek en zogenaamd simpel is (het eerlijke leven in de natuur ver van de gekmakende massa), hun obsessie met olijfolie en Toscaans aardewerk zij hun vergeven, maar als het erop aan komt, kiezen ze voor hun eigen belang en niet voor andermans belang. Begrijpelijk, verstandig en pragmatisch, zeker in deze postideologische tijd, waarin niet eens meer een denkrichting te verzinnen valt die in aanmerking komt om je ten volle aan over te leveren. Door orthodoxe fanatici loopt altijd een klein streepje. De flexidoxe bobo's hebben gelijk met hun keuze voor het goede leven. Ze zitten in het paradijs en ze weten hoe het hoort. Hun valt niets te verwijten. Dat maakt hen even irritant als herkenbaar.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan