Uiterlijk is een gevaarlijk gespreksonderwerp. Beleefde omgangsvormen schrijven voor om geen oordeel te vellen over andermans uiterlijke verschijning. Niet ten negatieve, maar eigenlijk ook liever niet ten positieve. Een van de eerste dingen die kleine kinderen moeten leren in de opvoeding is om niet hardop ‘Wat is die mevrouw dik’ of ‘Die meneer heeft een hele vieze wrat’ te roepen. Staren en wijzen naar spastische mensen in rolstoelen, vragen stellen aan ouders van kinderen met Downsyndroom (‘Hebt u geen test gedaan bij uw zwangerschap?’), commentaar geven op obesitas-lijders die een ijsje eten (’Dat kan er ook nog wel bij!’) zijn allemaal voorbeelden van verbale agressie.
Complimenten over andermans uiterlijk zijn meer gepermitteerd, maar hebben vaak iets obligaats. Sommige vrouwen begroeten elkaar standaard met ‘Wat zie je er goed uit!’, een opmaat die net zo goed achterwege kan blijven wegens gebrek aan informatieve waarde. Complimenten hebben verder als nadeel dat de verstrekker door überhaupt een oordeel te geven zichzelf een hogere positie aanmatigt dan de gecomplimenteerde. Complimenten zijn effectief, wanneer ze heel spaarzaam worden uitgedeeld door mensen van wie de gecomplimenteerde een hoge pet op heeft, en niet wanneer er rijkelijk mee wordt gestrooid door gelijken of minderen in status. Dan worden ze opgevat als sociale plichtpleging of vleierij.
De regel is dat er alleen gesproken mag worden over dingen die meteen te corrigeren zijn. Dus wel ‘Je hebt een stukje sla tussen je tanden of een snotje aan je neus’, maar niet ‘Hé, je bent grijs geworden!’ of tegen iemand van 2.20 meter: ‘Tjonge, wat ben jij lang!’ Het vanzelfsprekende en het onveranderbare kunnen maar beter worden genegeerd, ook omdat het zo verschrikkelijk saai is om altijd hetzelfde commentaar op je uiterlijk te krijgen of altijd dezelfde vragen te moeten beantwoorden.
Uiterlijk negeren gaat verder dan alleen een beschaafde omgangsvorm die erop gericht is om mensen zich niet ongemakkelijk te laten voelen bij wezenloze gesprekjes. Wie de regel overtreedt loopt gerede kans zich schuldig te maken aan racisme en seksisme. Of aan lookism, zoals de man overkwam die in het bijzijn van zijn vriendin bewondering uitsprak voor een mooie vrouw op een terras. Bij de loftuitingen aan het adres van een onbekende vrouw voelde zijn vrouwelijke gespreksgenoot zichzelf tekortschieten op het gebied van schoonheid. Misschien maar beter dat zo’n man zijn commentaar voor zich houdt, en als hij het toch niet kan laten, dan uitsluitend tegen andere mannen.
Het taboe op uiterlijk kan niet groot genoeg zijn.
Opmerkingen, kritiek en grapjes over andermans uiterlijk (sekse, afkomst, etniciteit, leeftijd en wat voor identiteitsbepalende factoren er nog meer voorhanden zijn) kunnen alleen maar in een ‘onder ons’ situatie worden geventileerd. Maar die onder-ons-situaties doen zich nauwelijks meer voor in een open, geëmancipeerde, diverse maatschappij, waar in principe niemand ergens van kan worden buitengesloten, dus extra alertheid is geboden. Dit is het terrein van de micro-agressies: uitlatingen die minderheden in een stereotiepe, racistische hoek zetten. Voorbeelden daarvan zijn de vraag ‘Waar kom je vandaan?’, het neerbuigende compliment ‘Wat spreekt u goed Nederlands!’ of de gemeenzame opmerking ‘Ik beschouw jou helemaal niet als allochtoon’, gericht aan mensen die er anders uitzien dan de traditionele meerderheid in Nederland. Dit soort uitlatingen wordt als beledigend beschouwd voor mensen die hun hele leven hier gewoond hebben, omdat het toch weer over hun uiterlijk gaat.
Inderdaad, het taboe op uiterlijk kan niet groot genoeg zijn. Als niemand meer zou refereren aan elkaars lichamelijke kenmerken, zou niemand zich meer gekwetst hoeven te voelen en zou ieders zelfvertrouwen er glanzend voor staan. Maar er is nog wel een verschil tussen bepaalde groepen mensen keihard uitsluiten en op een onnozele manier een onbewuste faux pas begaan. Wie goed kijkt ziet overal agressie. Voor onbedoelde agressie geldt dezelfde regel als voor uiterlijk: negeren is beter.
Dat is grappig dat het ‘corrigerende opmerkingen’ gedeelte aan bod komt. Ik had de laatste paar weken de gedachte om hierover een vraag te mailen.
Ik merk n.l. soms dat ik bij; ‘Oh, je hebt een beetje nutella op je gezicht’ of ‘Oh, je hebt een vliegbeestje in je haar, ik pak het wel.’ soms hele vreemde gezichten van mensen krijg.
Die zijn dan beledigd of geschrokken dat ik “zó op hen zit te letten.”
En daarom vroeg ik me af of het zeggen van dat soort dingen qua etiquette acceptabel was of niet. (Tenzij je natuurlijk zit te vitten op een pluisje op hun schouder o.i.d.)
Maar dan weet ik nu dat dat gewoon normaal is.