Deze week weer een nieuw woord geleerd: bezonning. Het klinkt als een term uit de wereld van ingenieurs en architecten en dat is ook zo. Bij de Rijdende Rechter had een man, die te weinig rendement haalde uit zijn investering van zonnecollectoren, de gemeente gedaagd omdat die weigerde om een aantal zonsverduisterende bomen voor zijn huis te kappen. Bij voorbaat een kansloze zaak, want je moet wel van heel goeden huize komen om als burger te kunnen winnen van gemeentelijke bureaucratische procedures. Toch boekte de aanklager een deelsuccesje, zij het op een ander punt dan de rendementskwestie waar het hem om te doen was. Bij de diverse metingen was ook gebleken dat een van de gewraakte bomen zo dicht op het huis van de klager stond dat er te weinig zonlicht binnenkwam.
Hier viel ook het woord bezonning. En in de uitspraak die voor aanklager negatief uitpakte kreeg de gemeente de suggestie mee om zich wat die ene boom betreft coulant op te stellen. Nieuwsgierig geworden googelde ik ‘bezonning’ en ontdekte dat er een TNO-norm bestaat die voorschrijft dat er jaarlijks gemiddeld gesproken ten minste twee uur zonlicht binnen moet vallen ergens in een huis, gemeten op de vensterbank. Dat wil zeggen tussen 19 februari en 21 oktober, want in de winter valt er niks te eisen. Het is een TNO-norm voor architecten om zo’n beetje in het achterhoofd te houden, het is niet iets waar je als individuele burger een gemeente op kunt afrekenen.
Hinderlijke bomen horen bij de meest voorkomende strijdpunten tussen buren. Bittere vetes worden uitgevochten over kappen en snoeien. De boomkapadepten hebben het niet makkelijk in deze tijd van milieubehoud en groenadoratie. Bomen zijn levende organismes die vaak ouder zijn dan de huizen, waarbij ze in de buurt staan. Zelfs in hun eigen tuin mogen mensen niet zomaar een boom omhakken zonder een ingewikkeld vergunningsparcours te doorlopen en vaak wordt toestemming geweigerd.
De zon streelt en vervangt het fysieke contact dat hoogbejaarden toch al moeten ontberen.
In feite gaat de strijd tussen het verlangen naar een (groen) uitzicht en het verlangen naar zonlicht. Een gebouwde omgeving zonder groen erin is een desolate steenwoestijn, de huizen in een boomloze straat altijd goedkoper dan in een lommerrijke straat. Toch ligt het niet zo simpel. Hoewel ik me gelukkig prijs met mooie, oude bomen in mijn straat zucht ik in het zomerseizoen onder het opdringerige gebladerte dat de zon wegfiltert. Het is potdorie ’s winter lichter in huis dan ’s zomers. Als ik met het pistool op de borst moest kiezen tussen wonen in het bos en wonen in de woestijn, zou ik de woestijn nemen. Beter om in de verte te kunnen kijken dan opgesloten te zitten tussen woudreuzen. Het zal wel te maken hebben met de menselijke voorkeur voor de savanne: uitzicht op de horizon, hier en daar wat bosschages, een waterstroompje en daarboven de zon.
Nergens wordt de primaire behoefte aan zonlicht zo geschonden als in verzorgingshuizen voor ouderen en gehandicapten. Als je daarin terecht komt kun je pech of geluk hebben. Laatst was ik op bezoek bij een oude vriend die wegens invaliditeit naar een aanleuntoestand had moeten verkassen. Comfortabel en ruim genoeg, maar op het noorden, dus nooit een sprankje zonlicht. Een grot met de thermostaat op 24 graden.
Veel oude mensen in tehuizen hebben geen energie meer om nog wat van hun leven te maken en geen behoefte om erop uit te trekken. Ze zijn prima tevreden om een beetje in het zonnetje te suffen. In de zon zitten in je eigen huiskamer geeft een gevoel van welbehagen. De zon streelt en verwarmt en vervangt het fysieke contact, dat hoogbejaarden toch al moeten ontberen. Als er ergens normen voor bezonning zouden moeten gelden, dan in de bejaardenvoorzieningen. En als er bomen in de weg staan: kappen die handel.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.