Het is mooi als een leider een queeste achter de rug heeft. Een tocht met ontberingen om mee te worstelen en tegenslag om te boven te komen. Per aspera ad astra. Het publiek heeft z’n leiders graag gepokt en gemazeld door een portie ellende, want dat schept een band. Bill Clinton beschikte destijds als presidentskandidaat over een voorbeeldig oorsprong-verhaal: geboren op het platteland van Arkansas in een armoedig gehucht met de voorspellende naam Hope, vader overleden drie maanden voor zijn geboorte, opgegroeid met een alcoholische stiefvader die vrouw en kind sloeg, als tiener gevochten met zijn stiefvader om zijn moeder te verdedigen, naar de universiteit, ontmoet Hillary enzovoort. Hij kreeg er altijd de zalen mee plat.
Iets clintonesks meende ik ook te ontwaren in het Volkskrant-interview met de nieuwe GroenLinks voorman Jesse Klaver (29), waarvan de kop luidde: ‘Dat ik als bastaard werd gezien, heeft me een enorme drive gegeven’. Terwijl ik geen wenkbrauw meer optrek bij ‘fuck dit’ of ‘fuck dat’, tot en met de koning aan toe, trof het woord ‘bastaard’ me toch ineens buitengewoon onaangenaam. Wie zegt zoiets nou over zichzelf of over iemand anders? Bij mijn weten wordt die term alleen nog gebruikt voor honden van gemengd ras en sloeg het woord vroeger vooral op buitenechtelijke afstammelingen van adellijke personen. Vaker was er sprake van ‘onecht kind’ – ook een onplezierige benaming.
Scheldwoorden zijn natuurlijk te pas en te onpas inzetbaar, maar ‘bastaard’ klinkt toch meer als iets wat in een ver verleden achter een kind z’n rug om werd gesmiespeld. Het lijkt me sterk dat in de tweede helft van de jaren tachtig, toen de bommoeders volop bezig waren met hun glorierijke opmars, toen er al gescheiden werd bij de vleet, toen bijstandsmoeders een politieke factor vormden om rekening mee te houden, toen single vrouwen zich konden laten insemineren, toen de Nederlandse vertegenwoordigers bij de VN zich hard maakten voor het opnemen van alternatieve gezinsvormen binnen de definitie van het begrip ‘gezin’, het scheldwoord ‘bastaard’ nog in zwang was.
De katholieke kerk weigert nooit iemand een ticket voor het hiernamaals.
Het is niet leuk voor een kind om geen vader te hebben, los van kwetsende reacties uit de omgeving die het nog erger kunnen maken. Jesse Klaver geeft een opmerkelijk voorbeeld van een onbarmhartige reactie. Hoewel hij niet zo veel op heeft met de kerk als instituut, is hij toch in de kerk getrouwd en wel door een stokoude pater, die hij speciaal hiervoor had opgespoord. Destijds wilden veel pastoors een kind van een alleenstaande moeder niet dopen, maar één pater wilde de kleine Jesse wel dopen en hem wilde Klaver bedanken voor zijn anti-orthodoxie.
Daar zijn ze weer, de hypocriete katholieken. Deze keer halen zij hun neus op voor een ongehuwde moeder en haar in zonde verwekte boreling. Het kan alleen niet kloppen. De katholieke kerk kan veel verweten worden, maar niet dat ze kinderen het sacrament van het doopsel ontzegt. Integendeel, hoe meer kinderen er gedoopt worden, hoe beter. Een kwestie van zieltjes redden. Door de doop wordt de erfzonde afgewassen en krijgt een kind uitzicht op een plaatsje in de hemel. Ongedoopte kinderen kwamen in het voorgeborchte terecht (althans tot 2007, toen de paus dit afschafte). Hoe dan ook, de doop is ongelooflijk belangrijk in de katholieke kerk. Katholieken zorgen dat een kind zo snel mogelijk na de geboorte gedoopt wordt. Sterker, in geval van nood (kind ligt op sterven, huis staat in brand) mogen ook mensen die geen priester zijn met ongewijd water een baby of andere gegadigden dopen. Zelfs kinderen en niet-katholieken mogen een nooddoop uitvoeren.
Priesters die in 1986 weigerden een baby te dopen om de moeder te straffen? Clinton had een overtuigender verhaal.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.