‘Hoe kunt u de weg naar Parijs beoordelen, wanneer u slechts tot Zundert gevorderd bent?’ was destijds het smalende commentaar van professor Chorus op de evaluaties van de prekandidaatsvakken in de studie psychologie. Begin jaren zeventig zeilde de babyboomgeneratie in volle glorie de universiteit binnen en overal waaide de wind van de Parijse meirevolutie: democratisering! inspraak van alle geledingen! weg met de eenrichtingshoorcolleges! Ook onderwijsevaluaties deden hun intrede, een noviteit die vooralsnog niet systematisch maar zo’n beetje hapsnap werd uitgevoerd op initiatief van enkele kritische studenten. Meer nog dan de onbetrouwbaarheid van de evaluaties zal het de pretentie van de beoordelaars geweest zijn waar de eminente professor, grondlegger van de faculteit psychologie in Leiden, zich aan stoorde. Natuurlijk werd zijn hautaine uitspraak weggelachen als typisch voorbeeld van een archaïsche regentenmentaliteit en natuurlijk kon niets of niemand het tij van de democratisering keren – toch is het zinnetje me bijgebleven.
Hoe minder overzicht iemand heeft van het geheel, hoe minder hout zijn kritiek snijdt. Dit laat onverlet dat kritisch denken, ideeën ter discussie stellen, jezelf een oordeel vormen al meer dan veertig jaar tot de belangrijkste waarden in de maatschappij horen en bijgevolg in het onderwijs. In staat zijn tot het uiten en aanhoren van kritiek is de lakmoesproef waarmee de westerse cultuur zich onderscheidt van allerlei andere culturen. Kritiek kunnen en mogen geven is het wezen van de vrijheid van meningsuiting.
Kritische instelling is een gezonken cultuurgoed.
Kennelijk laat de invulling van deze maatschappelijke waarde nog steeds te wensen over. Volgens de Onderwijsraad wordt het curriculum in het basisonderwijs niet voldoende vernieuwd en moet er meer aandacht komen voor zogeheten 21ste–eeuwse vaardigheden als kritisch denken, creativiteit, de bekende sociale competenties en niet te vergeten: culturele sensitiviteit en metacognitie (een herformulering van ‘leren leren’). Vooral het begrip ‘21ste –eeuwse vaardigheden’ trof me als ahistorisch en stompzinnig. Kritisch denken als een nieuwigheidje voor deze tijd? Hebben we bijna een halve eeuw geleden soms voor jan doedel op de barricades gestaan? Nou ja, zelf stond ik er niet op, maar ernaast. Alsof niet iedereen van hoog tot laag, van oud tot jong al lang niet anders gewend is dan kritiek te ventileren op alles om zich heen! Meningen geven over n’importe wat voor onderwerp is in tegenstelling tot daadwerkelijke participatie in de besluitvorming bij uitstek een gezonken cultuurgoed. Zie twitter en de overal opdoemende reaguurders.
De hele vernieuwingsriedel met z’n verwaten terminologie en holle borstklopperij maakt een buitengewoon deprimerende indruk. Kritische reflectie, buiten de box leren denken, probleemoplossend vermogen, creativiteit aanwakkeren – daar kan niets goeds uit voortkomen, zeker niet wanneer genoemde onderwijsdoelen worden voorgespiegeld als typische vereisten van deze tijd. Dat zijn ze niet, want die nastrevenswaardige eigenschappen kwamen altijd al van pas, ook in het archaïsche pre-digitale tijdperk, en het is dubieus in hoe verre onderwijs daar überhaupt een bijdrage aan kan leveren. Eigenlijk breekt de Onderwijsraad een lans voor ‘meer talent van kinderen, iets waar niemand op tegen kan zijn, maar originaliteit voor de zo broodnodige ‘innovatie’ laat zich niet eenvoudig van bovenaf dirigeren. Meer kringgesprekken, meer metabeschouwingen, meer communiceren in groepjes, meer gelikte zelfpresentatie, meer creatieve uitingen, meer portfolio’s en nog vaker op internet het bos in worden gestuurd zullen in ieder geval niet de truc vormen die het verschil maakt.
Bedenkelijker nog is dat deze goedbedoelde fluff ten koste gaat van de eerste opdracht van het onderwijs: inhoudelijke kennisoverdracht. Van basisschool tot en met universiteit draait het onderwijs om taal- en rekenvaardigheden in opklimmende graad van moeilijkheid. Daarnaast zijn er diverse gezellige en creatieve bezigheden, maar alle inhoudelijke kennis (aardrijkskunde, geschiedenis, biologie, economie enzovoort) wordt verworven via het woord en het getal. Je kunt niet ergens kritisch over reflecteren, voordat je je de inhoudelijke kennis hebt eigen gemaakt, voordat je enig benul hebt van wat zoal de mogelijkheden zijn en wat voor oplossingen er al eens eerder zijn bedacht. Professor Chorus had een punt: vanuit Parijs gezien doet Zundert er niet toe.
Goed artikel, maar je gebruikt wel erg veel moeilijke woorden. Volgens mij was dat nergens voor nodig en verklein je zo je potentiële publiek.
Wat is er zo moeilijk aan Beatrijs’ stuk? De enige echt vreemde termen zijn de kreten die de voorvechters van het nieuwe leren in de mond nemen: ‘ culturele sensitiviteit’ en ‘metacognitie’. Over de kritische houding: die moet je natuurlijk op alle niveaus, van groep drie tot masterprogramma, hebben, maar alleen binnen je competentie van dat moment. Op school je leraar wiskunde betrappen op twee tegenstrijdige uitspraken over een driehoek is goed kritisch, als 15-jarige voorstellen het hele meetkunde-onderwijs af te schaffen is…ehm… kortzichtig.