Beste Beatrijs,
Sinds kort werk ik samen met een collega die, als ik met hem sta te praten, vlak voor mijn neus gaat staan, en als ik dan een stapje achteruit doe, weer dichter bij me komt staan, waarop ik weer ik wat achteruit loop, enzovoort. Ik vind dat hoogst irritant, maar wat nog vervelender is: hij moet op een gegeven moment ook met klanten in gesprek, en ik kan me voorstellen dat zij daar ook geen prijs op stellen. Ik herinner mij een gedicht van W.H. Auden hierover:
I have no gun, but I can spit.
Some thirty inches from my nose
The frontier of my Person goes,
And all the untilled air between
Is private pagus or demesne.
Stranger, unless with bedroom eyes
I beckon you to fraternize,
Beware of rudely crossing it:
I have no gun, but I can spit.
Hoe kan ik mijn collega iets subtieler dan hierboven duidelijk maken dat hij een beetje afstand moet houden?
Met de rug tegen de muur
Beste Met de rug tegen de muur,
Een treffend gedicht van Auden! Ik vrees dat er geen subtiele manier is om iemand duidelijk te maken dat hij andermans persoonlijke ruimte schendt. Normaal gesproken is het voldoende om een stapje achteruit te doen, zoals u beschrijft, en respecteert de ander vervolgens de afstand. Maar deze persoon heeft daar kennelijk geen antenne voor. Dan moet u hem attent maken op zijn gedrag. U zegt: ‘Het valt me op dat je te dichtbij staat, als je met iemand in gesprek bent.’ Hij zegt dan: ‘Huh? Wat bedoel je?’ U weer: ‘Te dicht bij! Je moet wat meer afstand houden, ongeveer zo veel ruimte’ (en u geeft met uw handen een halve meter aan). Leg hem vriendelijk uit dat veel mensen zich zenuwachtig en opgejaagd voelen als iemand te dicht op hen staat. Zeker de klanten!
Vermoedelijk zal uw collega uw verhaal welwillend aanhoren. U zegt dit immers niet om hem te beledigen maar om hem te waarschuwen dat zijn manier van doen bepaalde reacties van beklemming en verstikking kan uitlokken, waar hij zelf ook niet op uit zal zijn. Hopelijk gaat hij dan moeite doen om dit gedrag af te wennen. Om de conversatie met een vrolijke noot te beëindigen kunt u het gedicht van Auden alsnog aan hem geven. Het is meer dan toepasselijk en wie weet kan hij er ook om glimlachen.
Ik zet bij dit soort mensen na 2x zelf een stapje naar achter te hebben gezet een stapje naar voren en dan zal je snel zien: ze stappen zelf naar achter.
misschien is de collega slechthorend?
Zeker in een drukke ruimte kan het dan moeilijk zijn een gesprek te volgen zonder bijna aanstootgevend dicht bij te staan.
U hebt zelf de voorzet al gegeven.: zeg de volgende keer gewoon dat u aan dit gedicht moet denken en vraag of hij het kent!