Je hebt ochtend- en avondmensen. De ene groep springt kwiek uit bed bij de eerste zonnestralen, de andere komt traag op gang en houdt van nachtbraken. Om een of andere reden zitten tieners en bloc in de tweede categorie. Zij gaan liefst laat naar bed, terwijl ze wel van veel slapen houden, met als gevolg dat ze ’s ochtends niet vooruit te branden zijn en suf in de schoolbanken hangen. Doordeweeks lijden ze aan chronisch slaaptekort, iets wat in het weekend tot ergernis van ouders gecompenseerd wordt door tot diep in de middag uitslapen.
Neurowetenschappers hebben ontdekt dat tieners hier niets aan kunnen doen, omdat hun onvolgroeide bioritme nu eenmaal zo in elkaar zit: zij hebben een bovengemiddelde behoefte aan slaap, terwijl de structuur van het dagelijks leven vereist dat ze vroeg uit de veren komen. Het zou voor tieners handig zijn, meent een enkele wetenschapper, als de scholen een uurtje later zouden beginnen. Dan zou iedereen alerter in de les zitten en zou er minder kostbare onderwijstijd verloren gaan. Echt serieus kan dit ideetje natuurlijk niet worden genomen (dat is ook niet gebeurd), al was het maar omdat de ochtendlijke dufheid zich slechts een uurtje zou verplaatsen. Wie er ’s morgens een uur bijkrijgt, gaat ’s avonds een uur later slapen onder het motto ‘ik hoef toch niet vroeg op’.
De neurobiologie en –psychologie is erg hot op dit moment, vooral het onderzoek naar de hersenontwikkeling van tieners en adolescenten. Met behulp van mri-scans worden plaatjes van de hersenen gemaakt bij experimenten, waarin jongeren bepaalde taken te verrichten krijgen. Die scans leveren interessante bevindingen op, zoals het feit dat de hersenen nog doorgroeien tot na het 22ste jaar (belangrijk in verband met schadelijke effecten van alcohol) en allerlei verschillen tussen jongens en meisjes. Meisjes zijn eerder klaar met hun ontwikkeling. Jongens hebben vergeleken met meisjes meer moeite met plannen en zijn ook meer geneigd tot het nemen van onverantwoorde risico’s. Dat valt goed af te lezen aan de oplichting van bepaalde hersenstructuren in de scans.
Interessant allemaal, maar is het ook iets nieuws? De plaatjes vertellen ons dat tieners moeite hebben met vroeg opstaan, dat meisjes gemiddeld eerder volwassen, verantwoordelijk gedrag vertonen en dat jongens gevaarlijke risico’s nemen. Fijn dat er nu een fysiek substraat voor een en ander is gevonden, maar so what eigenlijk? Bij een alcoholist zal het beloningscentrum ook wel stevig oplichten bij de aanblik van een fles whisky. De verklaring op hersenniveau voegt niets toe. In het programma Buitenhof zaten onlangs drie deskundigen te praten over wat de neurowetenschap zou kunnen bijdragen aan het probleem van de achterblijvende jongens. Zij vallen vaker uit op de middelbare school, en stromen minder door naar het hoger onderwijs. Meisjes zijn volgzamer, kunnen beter plannen en komen daardoor hoger terecht dan de flierefluitende jongens. Het onderwijs is te zeer op meisjes ingesteld, luidde een van de conclusies. Goede leraren zouden meer moeite moeten doen om jongens aan te spreken op hun motivatie en hen enthousiast te maken, zodat ze wél plezier hebben in leren.
Hoe dat precies in zijn werk gaat is lastig te bedenken, want motivatie om te leren is hoe dan ook een zwak punt bij tienerjongens (daar valt ook vast wel een scan van te fabriceren). Ze hebben in die periode andere dingen aan hun hoofd, meisjes, brommers, muziek, uitgaan, die ze veel belangrijker vinden. In ieder geval lijkt duidelijk dat het huidige systeem van zelfwerkzaamheid met veel opdrachten op de lange termijn, studiewijzers in plaats van dagelijks huiswerk en amorfe werkstukken slecht werkt voor jongens. Ze vinden school niet leuk en aan de vrijheid van het zelfontdekkend leren gaan ze te gronde. In het middelbaar onderwijs ligt grote nadruk op eigen verantwoordelijkheid en zelfstudie om leerlingen voor te bereiden op het hoger onderwijs. Maar waarom zouden jongeren die vaardigheden eerder moeten beheersen dan nodig? Dat komt later vanzelf wel in orde.
Jongens kunnen niet goed plannen en geven makkelijk toe aan korte-termijn-pleziertjes boven lange-termijn-verplichtingen. De simpelste manier om hen daarbij te helpen is niet om hen te motiveren voor het lange-termijn-belang, maar hen consequent achter de broek te zitten voor het kleine taakje van vandaag. Een eeuwenoud inzicht dat de neurowetenschap ongetwijfeld zal ondersteunen.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.