Beste Beatrijs,
Waar komt toch die rare behoefte vandaan om collega’s bijnamen te geven? Ik werk op kantoor in een gang met De Grote Boze Wolf, Kwik, Kwek en Kwak, de P&O-maatjes, de Golden Girls, Knor, Knorrie en Knorretje en ga zo maar door.
“Superman”
Beste “Superman”,
Het geven van bijnamen vindt zijn oorsprong in de intimiteit van de familiekring. Dikwijls komen ze voort uit het onvermogen van een klein kind om zijn naam uit te spreken. Ouders zijn dan zo vertederd door de verhaspeling dat Bernard ‘Boe-Boe’ wordt en Catharina voortaan als ‘Kika’ door het leven gaat. Als het kind eenmaal naar school gaat, moeten ouders goed van tevoren bedenken of ze hun Constant inderdaad als ‘Tokkie’ willen aanmelden. Meestal is het verstandiger de bijnaam voor thuis te reserveren, omdat hij de functie van koosnaam heeft. De mogelijkheid van twee aanspreekvormen heeft als voordeel dat het kind onmiddellijk weet hoe de vlag erbij hangt: ‘Constant!’ ‘Ja Mam?’ ‘Nu heb je nog je kamer niet opgeruimd!’
Tussen volwassenen heeft het gebruik van bijnamen al gauw iets kinderachtigs. Onverteerbaar zijn de stellen die elkaar alleen nog maar als ‘schat’ of erger nog als ‘scheetje’ of ‘poepie’ aanspreken. Ook ‘moppie’ dient vermeden te worden, zelfs in ironische zin. Zelfverzonnen bijnamen zijn oké, mits in strikte privéomstandigheden. Het gebruik van bijnamen op het werk duidt op (een behoefte aan) een jofele, gemeenzame sfeer. Collega’s onder elkaar die van een gebbetje houden, dat werk. Reuze gezellig, zij het dat werk geen thuis is. De bijnamen zijn dan ook nooit liefkozend bedoeld, maar stereotyperend. De Grote Boze Wolf zal wel de baas zijn, de Golden Girls een paar iets oudere vrouwen, het drietal Knorries waarschijnlijk chagrijnige types. Dit soort bijnamen circuleren altijd achter iemands rug en in plaats van de gezelligheid te verhogen dragen ze bij tot een sfeer van roddelzucht en hokjesgeest. Onmiddellijk mee ophouden!
Opmerking bij het onderwerp “Bijnamen op het werk”
Bijnamen hebben niet alleen een negatieve functie. Van Engelse kostscholen is bekend dat het juist tot eer strijkt bijnamen te hebben, hoe meer hoe beter zelfs. Het betekent namelijk dat de bedoelde opvalt in de middelmatige massa en wat is erger dan de middelmaat? Het doel is immers (..?) bekend te staan als de bonte hond in plaats van als anonieme geoormerkte koe in de kudde. Bijnamen geven vanwege dit soort uitstekendheid (die, denk ik dan, ook negatief kan uitsteken) schijnt al in gang te worden gezet bij groepen vanaf acht mensen.
Mijn persoonlijke indruk is dat hetzelfde op het werk geldt: “Wie zonder bijnaam is, leeft karakterloos”. De negatieve effecten van (stereo)typering blijven echter. En onderdrukken – formeel of door afkeuring te laten blijken – zal niet helpen. Wat rest is voorbeeldig gedrag en steun aan wie zich zo gedraagt.