Beste Beatrijs,
Op mijn werk in een christelijk bejaardenhuis word ik vaak geconfronteerd met het geloof van bewoners. Juist als het leven ten einde loopt, vinden veel ouderen steun in hun geloof. Ze zijn daar veel mee bezig en willen dit graag uiten. Als ze daarover iets willen vertellen, beginnen ze vaak met de vraag: ‘U gelooft toch ook?’ Ik vind het te bot om dan eenvoudig ‘nee’ te zeggen en weet niet goed hoe ik op deze vraag kan reageren zonder de ander te kwetsen. Hoe kan ik op zo’n moment van mijn ongeloof getuigen zonder dat het gesprek abrupt stopt?
Ongelovige
Beste Ongelovige,
Stel u bent op een feestje en staat naast de eettafel een beetje rond te kijken. Een onbekende spreekt u aan en zegt: ‘Heerlijke hapjes zijn dit.’ Wat is hierop uw antwoord? a. ‘Zeg dat wel!’ b. ‘Ja, de Thaise keuken is erg in op dit moment’ of c. ‘Eerlijk gezegd vind ik het allemaal veel te vet’. Laat ik het maar meteen verklappen: ook al kon u die rotzooi niet door uw keel krijgen, antwoord c is fout. In dit geval is het niet de bedoeling tot een uitgewogen oordeel aangaande de kwaliteit van de hapjes te komen. Uw gesprekspartner deed slechts een routineuze conversatieopening, waarop even iets instemmends wordt verwacht. Elke rechtstreekse ontkenning van het te berde gebrachte wordt als een persoonlijke afwijzing geïnterpreteerd.
Nu bevindt u zich niet op een feestje, maar als werker in een bejaardentehuis. Verder is alles hetzelfde. Een bewoner doet een poging om contact te leggen en terecht wilt u hem of haar niet op een botte manier afkappen. U vraagt naar een elegante manier om van uw ongeloof te getuigen. Die bestaat niet, zeker niet in de door u beschreven situatie van afhankelijkheid, hulpverlening en de naderende dood. ‘Religie’, meer toegespitst ‘in God geloven te ja of te nee’, behoort samen met geld tot de meer beladen gespreksonderwerpen. Zelfs goede vrienden, van wie er een gelovig is en de ander niet, vermijden maar liever een goed gesprek hierover. Over religie praat het nu eenmaal makkelijker onder gelijkgestemden. Het kan voor u een troost zijn dat getuigen van uw innerlijke overtuiging ook helemaal niet van u gevraagd wordt. Een bewoner is niet eens een goede vriend, die u misschien tot uw standpunt zou willen bekeren, meer een soort werkgever. Getuigen van geloof of ongeloof doe je niet op je werk, maar in de kerk of in een discussie bij de EO. U hoeft ook niet bang te zijn dat u liegt, wanneer u bevestigend antwoordt op de vraag der bewoners of u wel gelooft. Natuurlijk gelooft u ergens in. In iets ondefinieerbaars tussen hemel en aarde, of in de mensenrechten, of in de liefde, of in de eeuwige natuur of in de zorg voor de medemens of desnoods alleen maar in uw trouwe hondje Boris. Uw antwoord ‘dat u gelooft’ is hetzelfde als instemmen met de observatie dat de hapjes heerlijk smaken. Pas daarna begint er een gesprek – op het feestje – en kunt u ter zake komen door het bieden van uw luisterend oor. Toevallig ook het enige waar de bewoner op uit was.
Wat een slechte reactie. “Getuigen van geloof of ongeloof doe je niet op je werk” Dit is wel zo`n rare stelling. Ik als gelovige ben dat niet alleen in de kerk, maar in alles wat ik doe en denk. Ik weet ook dat iedereen die niet gelooft naar de hel gaat. Dus de beste hulp die ik iemand kan verlenen is te vertellen van de redding voor Jezus Christus. Want dit leven stopt ooit en de bijbel roept op om dit gelegen en ongelegen te doen. – De mening van ongelovig Nederland, met name de politiek zegt; ‘kerk en staat gescheiden’ Maar vervolgens wordt de mening van de ongelovige (atheisme/evolutie) ronduit geaccepteerd. Je ziet dat overal terug. Maar als de gelovige iets verteld, dan moet hij dat voor zich houden en alleen in de kerk belijden. Dat is behoorlijk scheef.
Mijn advies; zeg eerlijk dat je (nog) niet gelooft en stel vragen. Dit is namelijk het belangrijkste onderwerp in iemands leven; vragen als; waar kom ik vandaan? waar ga ik heen? wat is mijn doel? bestaat God? Is Hij persoonlijk? Hoe kan ik Hem leren kennen? etc.. Je geeft een christen de kans om te getuigen van die enorme vreugde en hoop die in hem/haar is. Een gesprek over geloof is geen koetjes en kalfjes gesprek, maar zeker diepgaand. Het vereist een hongerig hart en een brede visie. Heeft u dat?
Je bent gewoon aan het werk en je werkgever is een christelijke organisatie, dan zal je op dat moment moeten handelen zo als je werkgever van jou verwacht.
Als dit je erg tegen de borst stuit kun je misschien beter op zoek gaan naar een niet christelijke werkgever.
Ik geef in zo’n situatie altijd aan: “Ik ben als Christen opgevoed”. Dat is absoluut waar – dat ik tegenwoordig atheïst ben zeg ik er alleen niet bij. Op deze manier voorkom ik lastige vragen van gelovigen op kantoor die hardnekkig zijn – wellicht ook een antwoord voor de bejaarden.
Wat Turin zegt vind ik nogal kort door de bocht. Het is 2013 en de tijd dat je als Katholiek lid was van de KRO en niet van de AVRO is voorbij. Zolang je respect toont moet je ook als niet-gelovige/andersgelovige bij een Christenlijke organisatie aan de slag kunnen.
Bijzonder om Timon’s reactie te lezen. Hij heeft het over een brede visie in combinatie met het feit (hij gelooft het niet, nee hij weet het zelfs) dat iedereen die niet gelooft naar de hel gaat. Iedereen die het laatste GELOOFT (geen enkel mens kan het weten) heeft per definitie GEEN brede visie.
Ik vind Beatrijs haar reactie een beschrijving van een zeer goede, respectvolle benadering hoe om te gaan met een complexe materie, waarin het ingewikkelde van een thuis situatie van een bewoner gecombineerd moet worden met een werk situatie van de verzorger.
Hoi Timon,
Net als jij ben ik het oneens met Beatrijs dat je niet van je geloof zou mogen getuigen buiten het gebedshuis. Sterker nog, ik denk dat het onvermijdelijk is dat je ooit over je geloof komt te spreken met je collega’s. Ik heb dit in ieder geval wel gedaan. Evenwel denk ik niet dat je moet gaan preken en evangeliseren op je werk, want je bent immers daar om te werken. Verder moet je mensen die niet gediend zijn van een geloofsgesprek met rust laten en al zeker niet de hel toedichten (wat is daar christelijk aan? Hoe brengt dit mensen tot God?). Dat heeft allemaal niets met politiek te maken en alles met sociaal verkeer en fatsoen. Overigens valt het met de ongelovigen in mijn omgeving wel mee: de meesten staan wel open voor een gesprek over geloofszaken.
Om toch terzake te komen. Beatrijs kiest in mijn optiek wat te vaak voor etiquette boven eerlijkheid, m.a.w. het is beter om te liegen en een ander niet te kwesten dan om eerlijk en oprecht te zijn. Nu geloof ik best dat er leugens uit bestwil bestaan, maar hier toch niet. Wat is mis mee om als ongelovige werknemer in het christelijke bejaardentehuis te zeggen: “Nee, ik geloof niet. Maar wat betekent het geloof dan voor u?”. Dit geeft denk ik blijk van oprechte belangstelling zonder jezelf verplicht te verloochenen.