Beste Beatrijs,
Ik ben een vrouw van vijftig plus en getrouwd. Wat is correct om te zeggen, als ik iemand iets vertel over een van de kinderen: ‘mijn’ zoon of ‘onze’ zoon?
Wij of ik
Beste Wij of ik,
Het kan allebei. Als uw man ook aanwezig is bij het gesprek dat u voert, kunt u bij wijze van insluiting beter spreken over ‘onze’ zoon. In de loop van een tweegesprek met een vriend(in) of kennis of een vreemde, spreekt u doorgaans namens uzelf en dan kunt u het prima over ‘mijn’ zoon hebben. Sommige mensen die deel uitmaken van een stel hebben zich de routine aangemeten om voortdurend in de wij-vorm te spreken, ook al heeft dat helemaal geen functie. Dan hebben ze het over ‘Wij gaan altijd vroeg slapen’, ‘Wij maken zelf ons huis schoon’, ‘Wij geven niet om uiterlijk vertoon’ of ‘Wij vinden het klimaat erg belangrijk’. Wie altijd in de wij-vorm spreekt maakt een gesloten front van zichzelf. Dat heeft iets zelfgenoegzaams. Ook al klopt de mededeling inhoudelijk, de voortdurende kokette presentatie van zichzelf als onverbrekelijke twee-eenheid heeft een uitsluitende werking voor de gespreksgenoot die toevallig geen duo vormt. Als ‘wij’ niet nodig is en niets toevoegt, zeg dan ‘ik’.
Zo had ik nog nooit naar het gebruik van de wij-vorm gekeken! Heel interessant.
Het advies doet me denken aan vrienden die ook het liefst over ‘wij’ spreken. Voor zover dat feitelijk is – “Wij zijn op vakantie geweest”, “Wij slapen in het weekend nooit uit” – erger ik me daar niet aan, maar dat wordt anders als het om meningen gaat: “Wij vinden deze muziek mooi”, “Wij gaan liever niet naar de film”. Hier krijg ik toch al gauw een Jut en Julgevoel.
Dat hangt toch ook af van de context. Echt altijd in de wij-vorm praten, heeft iets weg van elkaar consequent met papa en mama aanspreken. Het is weer wel de juiste vorm voor verkooppersoneel: “Nee, dat artikel hebben we niet in het assortiment”.
Een gewoon gesprek moet niet voortdurend vergezeld gaan van een leugendetector, waarmee uitsluitend correcte waarheden toegestaan zijn.