Na de hittegolf van augustus, waardoor in Frankrijk duizenden ouderen extra zijn overleden, is men in Parijs met 75 lijken blijven zitten, die door niemand werden gemist. Geen enkel familielid of bekende meldde zich aan om begrafenis- of crematiemaatregelen te nemen. Ten slotte besloot de gemeente de doden in een massagraf ter aarde te bestellen. Hier werd schande van gesproken. Een door Netwerk geïnterviewde Parijse begrafenisonderneemster meende dat de Staat zich op een waardiger wijze van deze taak had moeten kwijten – een vertegenwoordiger van de gemeente vond het beneden peil dat familieleden zich nergens iets van aantrokken. Het komt allemaal door het individualisme!
Zo’n massagraf is inderdaad weinig respectvol. Het is merkwaardig dat voor deze oplossing is gekozen, omdat 75 doden zonder verwanten of vrienden niet eens zo verschrikkelijk veel is in een agglomeratie van 10 miljoen mensen, en omdat de reguliere dak- en familielozen bij overlijden door het jaar heen wèl een eigen graf krijgen van de afdeling armenzorg van gemeente. Voor die 75 had toch ook wel een afzonderlijk plaatsje gevonden kunnen worden. Het massagraf lijkt nu een demonstratief gebaar van de staat naar de burgers: dit komt ervan, als jullie niet voor opa zorgen.
Tegelijk vroeg ik me als kijker af hoe dat dan zat met die familie. Had er nu niet van één aan de hitte bezweken persoon nagegaan kunnen worden wat zijn of haar persoonlijke omstandigheden waren, wat de buurvrouw zei of wat het enige familielid (vast een 59-jarige neef in Montpellier) voor commentaar had? Of die zich niet verantwoordelijk voelde?
Op de een of andere manier werd in de nasleep van de hittegolf, ook in verschillende kranten, de zaak steeds zo voorgesteld alsof Parijzenaars met vakantie waren gegaan zonder zich ook maar een greintje te bekommeren om het lot van opa of oma die in de hete stad een uitdrogingsdood stierf. Deze keer ging het niet om Fido die vastgebonden aan een boom in het bos werd achtergelaten, maar om de arme oudjes, die zogenaamd slachtoffer werden van de hitte, maar eigenlijk van hun liefdeloze familie.
In dit verhaal komen twee fascinaties samen die typerend zijn voor deze tijd. De ene is een preoccupatie met cijfers. Honderd doden zijn erger dan tien doden – en als er zoveel duizend mensen door het warme weer omkomen, dan is er iets heel ergs aan de hand, dat door deskundigen voorzien en voorkomen had moeten worden. Meer geld voor airconditioners, gedwongen watertoediening, gratis ijslollieverstrekking in bejaardentehuizen, zijn voor de hand liggende oplossingen. Geïmponeerd worden door cijfers is één ding, ze op waarde schatten is iets anders. Er zijn veel oudjes gesneuveld, en elke dode is er natuurlijk een te veel, maar met twintig graden onder nul vallen ze ook met bosjes, en met een orkaan of een overstroming helemaal. Extreme weersomstandigheden zijn vooral gevaarlijk voor degenen die anders een paar maanden later waren overleden, en hoogbejaarden horen nu eenmaal bij de fysiek zwakkeren. Bavarois-desserts zijn vermijdbaar, slecht weer niet of nauwelijks.
De andere fascinatie is het schuldgevoel over zieligheid van anderen. Als mensen, waar ook ter wereld, het slechter hebben dan de blanke middenklasse in het cultureel welvarende Westen, dan is dat de schuld van de lui die het beter hebben. Je ziet het met asielzoekers, extremistische moslims en armoedige koffieboeren, en nu ook met eenzame bejaarden: hun lot is de schuld van de anderen, van degenen die wèl contacten hebben, midden in het drukke leven staan, geld hebben, plezier maken, maar te egoïstisch zijn om zich iets aan de zwakken gelegen te laten liggen. Betrokken babyboomers vinden het heerlijk om as te strooien op de hoofden van hun generatiegenoten en van iedereen die daarna komt, en te wijzen op de kwalijke gevolgen van de individualisering, waardoor familiebanden atrofiëren en oudjes in eenzaamheid uitdrogen. Het is prettig zwelgen in eigen slechtheid.
Maar als je vraagt hoe het met hun eigen stokoude vader/moeder gaat, dan zeggen ze dat ze die trouw bezoeken in het verzorgingstehuis en regelmatig opbellen. Ook als die oudjes dement zijn! Iedereen vermoedt overal schrikbeelden die ze zelf niet meemaken. Elders gaat het er veel erger aan toe dan in de eigen familie. In de krochten en forten van de westerse cultuur laat men elkaar in de steek alsof het om oud papier gaat.
Het is een verleidelijke mythe en ik zie de aantrekkingskracht van de zelf-geseling, maar ik geloof er niet in. Volwassen geworden kinderen laten hun ouders niet barsten. Zelfs al is de verhouding over diverse decennia heen moeilijk geweest, dan nog komt een totaalbreuk maar zelden voor. Net zoals adolescenten het wel heel bont moeten maken, willen ouders werkelijk hun handen van hen af trekken, zo moeten er zeer ingrijpende conflicten hebben plaatsgevonden (compleet met vernedering, fysieke agressie of emotionele vrieskou), willen volwassen kinderen definitief een streep zetten onder de verhouding met hun ouders. In de meeste gevallen hebben dergelijke drama’s en trauma’s zich helemaal niet voorgedaan en zijn kinderen min of meer naar tevredenheid opgegroeid bij redelijk liefhebbende ouders, wier fouten zij hun verder niet meer nadragen, en die zij dus ook zullen bijstaan tot het graf.
Dat neemt niet weg dat er wel degelijk veel eenzame en geïsoleerde ouderen zijn. Een paar maanden geleden zag ik er nog een paar geïnterviewd worden in een programma over leven in het verpleeghuis. Het was vreselijk om aan te zien. Een veertiger wie nog niets mankeert kan niet anders dan gruwen bij het vooruitzicht om dertig of veertig jaar later in zulke hulpbehoevende omstandigheden te verkeren. En dan ook nog geen bezoek krijgen! Toch zag ik een glimpje van hoe het anders had gekund. De interviewer vroeg op een gegeven moment of de bewoner nooit eens met medebewoners praatte. Het antwoord was ‘Nee, wat moet ik met die mensen’. Terwijl daar toch niet iedereen dement of onaanspreekbaar was. Maar het was duidelijk dat deze oude man werkelijk niet in het minst geïnteresseerd was in andere mensen. Het enige wat hij wilde was over zichzelf praten en klagen.
Misschien is het wel iemand z’n goed recht op z’n 85ste om over zichzelf te praten en te klagen, maar het is ook weer niet zo vreemd dat de bezoekers dan niet in rijen staan opgesteld om belet bij zo iemand aan te vragen. Er zijn ook tachtigers wier lichaam in een wrak is veranderd, die nog wel iets van interesse voor een ander kunnen opbrengen, en die dus ook meer aandacht van anderen krijgen.
Het is natuurlijk maar de vraag of dit alles een keuze is. De ene 80-plusser staat open voor anderen en heeft daardoor nog contacten en bezoek; de andere is chagrijnig, verzuurd, alleen in zichzelf geïnteresseerd en in die zin even egoïstisch als zijn familie die hem niet bezoekt. Tegen iemand die zich om wat voor reden dan ook uit het sociale leven terugtrekt, kun je niet zeggen dat hij of zij zich wat socialer moet opstellen. Het hoort niet (meer) bij de bereikbare keuzes. Dat mensen soms in eenzaamheid sterven is afschuwelijk, maar niet per se de schuld van de familie.
Beatrijs Ritsema
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.