Kees Schuyt vraagt zich af op de Opiniepagina (NRC, 1-11-03) of het begrip ‘deugden’ nog wel past in deze tijd, waarin iedereen het heeft over ‘waarden en normen’. Toch zit het verschil tussen ‘deugden’ en ‘waarden & normen’ hooguit in de gevoelswaarde. Het woord deugd heeft ontegenzeggelijk iets ouderwets, – je denkt al snel aan Hiëronymus van Alphen en zijn ‘Jantje zag eens pruimen hangen’ -, terwijl ‘waarden & normen’ bovenop de tijdgeest zit. Maar beide begrippen gaan over hetzelfde. Over wat goed en slecht is, wat bewonderenswaardig is en wat verderfelijk, en vooral hoe te handelen. De vraag of Jantje ondanks het verbod van zijn vader nu moet toeslaan met die aanlokkelijke pruimen of niet, is nog steeds actueel. Het enige wat je hoeft te doen is pruimen te vervangen door glimmende, dure sneakers die zomaar voor het grijpen liggen. Eerlijkheid is zowel een deugd als een waarde.
Een deugd lijkt iets meer aan de persoon gebonden te zijn dan een waarde. Soms is het meer een karaktereigenschap dan iets algemeens waar iedereen naar zou kunnen streven. Dat persoonsgebondene is absoluut een zwakke plek in de deugdenleer. Schuyt geeft een opsomming van liefst dertien praktische deugden die iedereen zou kunnen beoefenen, maar dertien is natuurlijk veel te veel om als richtsnoer te kunnen dienen en bovendien zitten er elementen tussen, die heel veel mensen met geen mogelijkheid zich eigen kunnen maken, al doen ze nog zo hun best. Vindingrijkheid bijvoorbeeld of creativiteit of humor. Het is fantastisch als mensen over deze eigenschappen beschikken, maar als je het niet bent zul je het nooit worden. Veel mensen beschikken niet over bijzondere talenten, en het zou raar zijn als de slimmen onder ons of de handigen of de muzikalen (of de schoonheden for that matter) beter geëquipeerd zouden zijn voor een deugdzaam leven dan de talentlozen. De jaren-zestig-oplossing om iedereen dan maar creatief te noemen of intelligentie zo breed te definiëren dat ook goed hardlopen eronder valt is een laffe manier om verschillen tussen mensen onder een dikke zwachtel weg te werken.
Een deugdenleer zou niet als een kerstboom volgehangen moeten worden met al het positieve wat je zoal kunt verzinnen, maar zou moeten bestaan uit idealen die binnen het bereik van iedereen liggen. Of je nu slim of dom bent, rijk of arm, jong of oud, machtig of zwak zou er niets mee te maken mogen hebben. In al deze categorieën kunnen mensen zich meer of minder deugdzaam gedragen. Schuyt maakt een onderscheid tussen de grote overkoepelende deugdenethiek en
de kleine, alledaagse deugden met praktische toepasbaarheid. De ethica tegenover de etiquette, zou je kunnen zeggen. Volgens hem ontbreekt het aan gunstige maatschappelijke condities om de grote deugden een plaats te geven, om ze na te streven, om ze over te dragen. Het is een theorie die je wel vaker hoort. Deze post-moderne geseculariseerde cultuur ontbeert grote verhalen, die mensen zouden kunnen inspireren tot ‘het hogere’. Omdat niemand meer gelooft in iets wat zijn eigen hedonisme overstijgt, hebben de grote deugden en het begrip deugdzaamheid hun relevantie verloren. En de alledaagse deugden, de etiquette, dreigen door het gebrek aan steun vanuit de cultuur te atrofiëren. Wat neemt de opengevallen plaats in? Ondeugden natuurlijk. Volgens Schuyt ‘kijken we op de sofa naar sadististisch geweld, naar leugens en vernederingen van mensen, met een biertje in de hand en onze vriend(in) op schoot.’
Deze manier om tegen de westerse cultuur aan te kijken zit wel heel vol met zelfhaat en zelfverachting. De wereld gaat naar de ratsmodee, en dat is onze schuld omdat we er geen grote verhalen, geen grote religies meer op nahouden. Het pijnlijke van dit soort cultuurpessimisme is dat het nauw verholen klassenhaat is. De intellectuelen die zich ergeren aan de porno op tv, aan de dronken vakantiegangers op de Spaanse stranden met hun ordinaire seks, aan de brallende voetbalsupporters, het schransende publiek in de winkelcentra en aan de uitzinnige door drugs voortgestuwde massa op de dance-feesten, walgen in werkelijkheid van de lagere klassen. Dit vertier vindt in intellectuele kringen weinig aftrek (de pornoconsumptie wellicht uitgezonderd) – hun hedonisme heeft, tja, meer statuur. Maar is het daardoor ook moreel superieur? Is het deugdzamer om naar een tragedie van Sophokles te kijken dan naar een videoclip van Christina Aguilar?
Als ik moest kiezen nam ik Sophokles, toch acht ik mezelf niet deugdzamer dan de gemiddelde MTV-kijker. De mensen die nog wel in een groot verhaal geloven, bijvoorbeeld in de gereformeerde leer der predestinatie of in de schepping van de wereld in zeven dagen acht ik ook niet deugdzamer dan mijzelf. Waar iemand wel of niet in gelooft, wat iemands favoriete vrijetijdsbesteding is, wat zijn of haar achtergrond is, staat geheel los van iemands deugdzaamheid. Dat geldt voor deze tijd, en het heeft altijd gegolden, maar vroeger wist men dit niet, of in ieder geval gedroeg men zich er niet naar. Als je toen niet in de heersende ideologie geloofde of als zich een andere godsdienst aan je openbaarde, werd je beschouwd als een moreel suspect individu en vaak tot de dood vervolgd. Slaven, de heffe des volks en vrouwen gingen door voor minder stabiel, minderwaardig en dus minder deugdzaam. Nu is iedereen vrij om binnen de wet zijn zelfverkozen hedonisme uit te leven zonder dat anderen die machtiger zijn dat kunnen bestraffen. Dit is een ongelooflijke vooruitgang, eentje waar geen enkele cultuur op kan bogen: dat de mensen elkaar met rust laten in hun voorkeuren en stijlkeuzes.
Ik denk niet dat deze vrijheid het moreel functioneren aantast. Hedonistische vrijheid of niet, wanneer mensen opgevoed worden met voorbeelden van nastrevenswaardige deugden (bijvoorbeeld eerlijkheid, hard werken, bekommernis om anderen, ik noem maar wat) dan zullen ze dat internaliseren. Ze zullen deugdzaam gedrag vertonen, omdat ouders, leraren, maar ook leeftijdgenoten van hen verwachten dat ze níet liegen en stelen, dat ze níet met de pet gooien naar hun taken, en dat ze anderen níet agresssief bejegenen of manipuleren voor het eigen gewin. Veel deugden hebben iets sociaals, veel ondeugden iets egoïstisch. Ondanks de geïndividualiseerde cultuur groeien kinderen niet in hun eentje op en verkeren ook volwassenen veelvuldig in diverse sociale verbanden. Zonder een fikse training in de leer der deugden, redt een mens het helemaal niet. Dan komt hij in een isolement terecht. Iedereen vindt het nu eenmaal prettiger om om te gaan met mensen die vriendelijk zijn (niet grof), iets voor een ander over hebben (niet alleen aan zichzelf denken), moedig zijn (geen bange wezels) en enthousiast (niet lethargisch).
Degene die zich laat vollopen aan de Spaanse kust bezoekt misschien toch na thuiskomst oma in het verzorgingstehuis en gaat voetballen met zijn kleine broertje. De hanekam met de wiet-gewoonte doet zoet met zijn moeder de afwas, voor hij aftaait naar de coffeeshop. De dikke, volgevreten vrouw op de meubelboulevard neemt een keer per week een gehandicapte in een karretje mee voor een wandeling in het park. De softpornoadept is al jaren de drijvende kracht achter de schaakclub. Dit zijn allemaal kleine deugden. Niet het grote werk van sterven voor het vaderland, de brandstapel beklimmen voor je religieuze overtuiging, onderduikers in huis nemen. Maar we leven nu in omstandigheden die niet vragen om grote deugden. Als de nood aaan de man komt, komen de grote deugden vanzelf weer aan de orde – daar hoeft niemand zich zorgen over te maken. Er is geen verschil tussen grote en kleine deugden, er is alleen een verschil tussen grote en kleine omstandigheden. Ethica is hetzelfde als etiquette.
Beatrijs Ritsema
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.