Beatrijs Ritsema
De bijdrage van het onderwijs aan de vorming van normen en waarden is vrijwel nihil, stelt Rob Knoppert in de Wetenschapsbijlage van deze krant afgelopen zaterdag. Volgens hem zijn er in deze maatschappij te veel verschillende subgroepen, die er allemaal verschillende waardenstelsels op na houden en die allemaal hun eigen ideeën superieur achten aan die van anderen. Als illustratie van zo’n verschil geeft hij het voorbeeld van allochtonen die hun spaarcenten overmaken naar familie in Marokko of Turkije. Zouden zij dit geld wegsmijten aan nieuwe keukens, dan zouden autochtone Nederlanders hen veel minder buitenlands vinden. Een zelfde soort kloof bestond vroeger tussen katholieken (die het produceren van veel kinderen als waarde hadden) en de rest van Nederland.
Ik heb zelden zo’n stupide invulling van het begrippenpaar ‘normen en waarden’ onder ogen gekregen als wat Knoppert er hier van bakt. Hij bedient zich van een nihilistisch soort relativisme dat elke morele keuze reduceert tot een kwestie van life style. Sommige mensen houden van een zachtgekookt eitje bij hun ontbijt, anderen zweren bij muesli. Wat moet het onderwijs hier nog aan bijdragen?
Helemaal niets natuurlijk. Maar wie het over normen en waarden heeft bedoelt dan ook iets anders dan life style. Iets wat verder gaat dan de cosmetica van het dagelijks leven. Iets wat elementair is en tegelijk als paraplu kan dienen. Er bestaan wel degelijk universele waarden, die in het onderwijs tot specifieke normen en gedragsregels kunnen leiden, waar een opvoedende werking van uitgaat. Er schieten me er zo al drie te binnen, al zijn er zeker meer.
Allereerst hebben we de waarde ‘rechtvaardigheid’. Hier is iedereen dol op. Leerlingen zijn er als de kippen bij om docenten ter verantwoording te roepen als deze proefwerken niet eerlijk hebben gecorrigeerd, onevenredig veel huiswerk uitdelen of voortrekgedrag vertonen. Leraren moeten inderdaad eerlijke maatstaven aanhouden, maar leerlingen ook. Dat betekent dat ze geen bedrog mogen plegen. Kinderen mogen niet spieken, geen werkstukken of scripties downloaden van het internet, niet bij elkaar afkijken, niet al het werk door één persoon laten opknappen, als ze in een groepje een opdracht moeten vervullen. Dit lijkt allemaal nogal vanzelfsprekend, maar rechtvaardigheid (waarde) en eerlijkheid (norm) worden vaak genoeg met voeten getreden, dus er is zeker een taak voor het onderwijs weggelegd om door middel van regels en sancties duidelijk te maken hoe het wel moet.
Hetzelfde geldt voor de waarden ‘beleefdheid’ en ‘serieusheid’. Beleefdheid is zo karig als waarde, dat niemand er warm voor loopt – men doet liever aan authentieke zelfexpressie. Maar beleefdheid is veel prettiger voor de medemens. In het onderwijs betekent dat dat er voor zowel leraren als leerlingen een ban ligt op fysieke en verbale agressie, dat men elkaar niet pest of belachelijk maakt, dat leerlingen de leraren met ‘u’ aanspreken omdat leraren de rol van autoriteit vervullen. Serieusheid is een ander woord voor de ouderwetse waarde ‘trouw’. De school is geen disco, men trekt dus ook geen uitgaanskleren aan. Kinderen komen naar school om iets te leren; ze moeten dus op tijd zijn, tijdens de les afzien van genotmiddelen, en als ze ongeïnteresseerd zijn in het gebodene, niet gaan zitten klieren, omdat anderen misschien nog wel iets willen opsteken. Wie deze elementaire regels keer op keer saboteert, moet door de schoolleiding blijvend verwijderd kunnen worden, omdat zij ook een verplichting na te komen heeft tegenover goedwillende leerlingen.
Rechtvaardigheid, beleefdheid en serieusheid, drie universele waarden waar niet alleen allochtonen, katholieken en atheïsten zich in zullen kunnen vinden, maar misschien zelfs Rob Knoppert. Er valt genoeg te vormen in het onderwijs.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.