Beatrijs Ritsema
In Duitsland woedt een debat over de nieuwe gentechnologie. Intellectuelen buigen zich over de ethische implicaties van de ultieme maakbaarheid. Het uitgangspunt is dat de mens, zoals die zich nu manifesteert met al z’n weeffoutjes en mankementen, evolutionair gezien op z’n laatste benen loopt en vervangen zal worden door een type met deugdelijker hardware à la de genetisch gemodificeerde tomaat. De discussie concentreert zich op de (on)wenselijkheid van deze ontwikkeling, die overeenkomstig de idealen van de Verlichting het menselijk lijden aanzienlijk kan verlichten, maar waar vervolgens een prijs voor betaald moet worden in de vorm van ineenschrompeling of zelfs totale verdwijning van de menselijke autonomie. In Duitsland zit er nog een scherper randje aan het debat door de onvermijdelijk opdoemende parallellen met de eugenetica uit het Derde Rijk.
Echt nieuw is dit allemaal niet. Elke ex-student of -middelbare scholier die door een science fiction fase is gegaan kan zich waarschijnlijk verhitte debatten herinneren over de ethiek van ‘geknoei met hersens’. Wat ik mis in de huidige discussie is een inbreng van de genetici zelf. In plaats van door intellectuelen ontworpen doemscenario’s over genetische manipulatie, gekloonde mensen, dolgedraaide technologie zou ik liever de toekomstverwachting van de wetenschappers horen. Ik vermoed dat zij zich niet met het debat bemoeien, omdat de thematiek zo ver afstaat van hun dagelijkse praktijk. Als genetici zich ergens over opwinden, dan gaat het over de eindeloze reeks formulieren die ingevuld moeten worden en ethische toetsingscommissies die hun fiat moeten geven, voordat maar het eenvoudigste experimentje met proefdieren op stapel gezet kan worden. Maar goed, de genetici bouwen natuurlijk op mondiaal niveau gestaag door aan de meest ambitieuze onderneming uit de geschiedenis van de mensheid: het humane genoom project, de inventarisatie van de honderdduizend-plus genen die het geheim van de homo sapiens vormen.
Het menselijk genoom vervult in deze tijd zo’n beetje de rol van heilige graal. Als we het genoom eenmaal in kaart gebracht hebben, is de speurtocht van de mens ten einde gekomen. Dan weten we alles en kunnen we alles onder controle houden. Ik geloof er niets van om twee redenen: het is te ingewikkeld en het is te duur.
Vooralsnog houden genetische onderzoekers zich vooral bezig met lichamelijke problematiek, ziektes en aangeboren afwijkingen. De resultaten hiervan liggen in de screeningsfeer. Een foetus met een extra chromosoom kan als lijdend aan het Down-syndroom worden gediagnosticeerd en vervolgens geaborteerd. Er zal geen enkele onderzoeker beginnen aan de taak van hoe dit extra chromosoom te verwijderen, zodat de foetus zich alsnog ‘normaal’ ontwikkelt. Voor dit onderzoek komen ook geen subsidies, omdat er wel andere prioriteiten zijn. Een abortus kost tenslotte maar f 250,-. De meeste genetische defecten zitten veel ingewikkelder in elkaar dan het Down-syndroom. Het gaat dan over de aanwezigheid van een, of vaak, meerdere genen die ergens voor predisponeren. In sommige gevallen is het duidelijk: een individu draagt het gen voor taaislijmziekte en krijgt ook taaislijmziekte – in andere gevallen is er slechts sprake van verhoogde risico’s – op borstkanker, suikerziekte, hartaanvallen, of wat dan ook. Gentherapie ontwikkelden voor al deze defecten? Van z’n leven niet. De immense kosten wegen immers niet op tegen de ouwe, trouwe abortus. Maar ook het routinematig screenen van embryo’s op eventuele mankementen is onvoorstelbaar duur in verhouding tot de baten.
En dit gaat dan alleen nog maar over welomschreven lichamelijke defecten. De relatie tussen genen en geest of tussen genen en gedrag ligt onnoemelijk veel ingewikkelder. De totnutoe gevonden correlaties tussen specifieke genen en specifieke gedragsstijlen (bijvoorbeeld homoseksualiteit) zijn om te huilen, zo laag. Nog steeds is voor schizofrenie of manische depressie geen genetisch substraat gevonden. Bij een menselijke eigenschap als intelligentie zijn waarschijnlijk honderden genen betrokken, die allemaal zo hun eigen invloedje uitoefenen en intussen ook nog met elkaar interageren. Idem met breed-spectrum-abnormaliteiten als ADHD of anti-sociaal gedrag. Ga d’r maar aanstaan om dit genenpatroon te ontrafelen en dan praat ik nog niet eens over repareren of ompolen of uitschakelen of wat voor externe manipulatie er dan ook nodig mag blijken om iets ongewensts door iets gewensts te vervangen.
De inventarisatie van het menselijk genoom is misschien over een jaar of vijf of tien voltooid, maar wat levert dat meer op dan een superdik boek met honderdduizenden feitjes en weetjes? Wie kan de interne samenhang en de interactie van al die genen doorgronden? Daar zijn dan weer honderdduizenden experimenten voor nodig, waarvan het grensnut steeds sterker zal afnemen. Voordat allerlei overheidsgelden geconcentreerd worden op preventief genetisch onderzoek ter uitbanning van bijvoorbeeld agressieve criminaliteit zal duidelijk zijn dat het veel goedkoper is om de leefomstandigheden van de agressieve criminelen te manipuleren. Hetzelfde geldt voor prioriteitsafbakening tussen genetische manipulatie van bijvoorbeeld artisticiteit of muzikaliteit en aan de andere kant het lenigen van reeds aanwezige noden. Ik zie het paarse kabinet nog niet decreteren dat de oudjes in hun verzorgingstehuizen maar wat extra de broekriem moeten aanhalen, omdat de belastinggelden naar iets beters gaan: anti-verouderingsgenetica.
De torenhoge verwachtingen onder intellectuelen over het potentieel en het bereik van de genetica is daarom zo merkwaardig, omdat ik er totnutoe niet zoveel van gemerkt heb. Op het gebied van de vruchtbaarheidstechnologie is er het een en ander bereikt, hoewel dat niet eens echte genetica is, maar meer een soort micro-loodgieten. Sinds de ontdekking van het DNA hebben we veertig jaar genetisch onderzoek gehad, maar nog steeds is niemand in staat om uit een lever- of een niercel een geheel nieuwe lever of nier op te kweken, zodat het ronselen van donoren en dat gedoe met die transplantaties achterwege kan blijven. Het lijkt me een eenvoudiger taakje dan het genetisch modificeren van de homo sapiens, maar over dat laatste maakt iedereen zich geweldig zorgen, terwijl de eerste naar behoren functionerende gekloneerde lever het levenslicht nog moet zien.
Ook in de 21ste eeuw zie ik geen transgene mens opstaan, laat staan een post-humane levensvorm.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.