Virginia Rounding: Grandes Horizontales. The Lives and Legends of Four Nineteenth-Century Courtesans. Bloomsbury. Importeur E 35.
Bij de demi-monde kan iedereen zich wel iets voorstellen: een frivole wereld van gemaskerde bals en voluptueuze diners, waar mensen in de gunst van de vorst proberen te komen, elkaar billets doux toestoppen en waar geroddeld wordt over wie het met wie houdt. Er zaten geen mannen in de 19de-eeuwse demi-monde, dat spreekt voor zich. Deze term werd gereserveerd voor vrouwen van een bepaald slag: wannabes, buitenlandse vrouwen, gescheiden of verlaten vrouwen, lustige weduwes, maintenées, courtisanes, kortom allerlei types om wie de geur van schandaal hing. In uiterlijk, modieuze uitdossing en sjieke manieren onderscheidden zij zich niet van de vrouwen uit de respectabele haute monde, maar de grens tussen deze twee categorieën lag onwrikbaar vast en was slechts in één richting permeabel: van boven naar beneden. Elke haute-mondaine liep de kans door pech gedeclasseerd te worden tot demi-mondaine, maar voor een demi-mondaine bleven de topregionen onbereikbaar, hoeveel rijkdom ze ook vergaarde en hoeveel filantropische werken ze ook ondernam.
In Grandes Horizontales beschrijft Virginia Rounding de levens van en de legendevorming rond vier beroemde 19de-eeuwse courtisanes: Marie Duplessis, Cora Pearl, La Païva en La Présidente. Marie Duplessis was de enige van wie ik wel eens gehoord had (Liszt had een oogje op haar of zij op hem of allebei op elkaar, herinnerde ik mij uit een biografie van George Sand), de andere drie waren nieuw voor mij. De kennismaking met dit viertal viel me niet mee. Dat ligt uiteindelijk toch aan hun beroep. Drie van de vier (alleen La Présidente niet) voorzagen in hun onderhoud door prostitutie. Zeer hoogbetaalde prostitutie weliswaar, waarmee ze ongehoorde topinkomens verdienden, maar deze broodwinning levert nu eenmaal niet het interessantste biografisch materiaal op. De lezer raakt al snel de kluts kwijt bij de vele met naam en toenaam vermelde markiezen, officieren, scheepsbouwers, kapitalisten, ambassadeurs en leden van de lagere landadel, die liaisons aangingen met deze dames.
In het 19de-eeuwse Frankrijk (en niet alleen daar) was het te gelde maken van jeugd en schoonheid voor vrouwen eigenlijk de enige manier om vooruit te komen. Jonge meisjes hadden ook reguliere baantjes, als dienstmeisje, hulpje in een wasserij, stomerij of kleermakerij, als leerling-hoedenmaakster of bloemenverkoopster, later ook als fabrieksarbeidster, maar de lonen waren zo laag, dat velen de prostitutie als bron van neveninkomsten beoefenden. Afhankelijk van de sociale status van de heren die gebruik maakten van hun diensten, kregen de meisjes een specifiek label toegemeten. Rounding geeft een overzicht van soorten prostituées. Je had de filles soumises, geregistreerde hoeren die regelmatig door de autoriteiten op geslachtsziekten werden gecontroleerd, en de femmes galantes oftewel maintenées, die op eigen gezag opereerden buiten het gezag van de autoriteiten om. Tussen deze twee uitersten in bloeiden allerlei dubbelzinnige variaties. Je had de grisette, een meisje uit de werkende klasse die binnen haar eigen klasse zou trouwen, en in de tussentijd een wat rijkere minnaar had die haar met luxe-artikelen begiftigde. De lorettes kwamen uit een hogere stand, en waren vaak gescheiden of verstoten. Door slimme prostitutie konden zij zich woningen in de betere wijken permitteren. Verder had je nog cocottes (professioneler dan de grisettes) en cocodettes, voor wie de klanten lang van tevoren moesten reserveren.
De grandes horizontales uit het boek hadden met elkaar gemeen dat ze alle vier over een brandende ambitie beschikten en op jonge leeftijd geschikte mannen tegenkwamen, die hen in de juiste milieus katapulteerden. Geschikt in de zin van bereidheid veel geld aan hen te spenderen. Marie Duplessis, die een beroerde jeugd had gekend in een armoedig Normandisch dorp, is een schoolvoorbeeld van hoe een sappelende kleermaakster op haar zestiende binnen een paar maanden een gevierde courtisane kon worden, door een aaneenschakeling van verliefde mannen, die telkens net weer rijker waren dan hun voorganger.
In het courtisanedom gaat het erom een man zodanig te boeien dat hij in je levensonderhoud voorziet. Hij koopt en meubileert een woning, kleren, juwelen, alles. Van een officiële verbintenis is geen sprake, want een huwelijk en eventueel gezinsleven (van de man) vinden elders plaats. Gevierde courtisanes houden er vaak meerdere ‘cliënten’ tegelijk op na, waarbij ze zorg dragen dat de een de ander niet voor de voeten loopt. Ook hebben ze soms amants de coeur, geliefden die niet hoeven te betalen.
Het ene succes jaagt het andere aan. Hoe extravaganter de levenstijl van een courtisane, hoe meer zij voor aantrekkelijk en sexy doorgaat, en hoe meer mannen in de rij staan om hun geld ook naar zo iemand toe te dragen. Een avondje uit naar het theater of de opera, met de ogenstrelende Marie Duplessis als metgezel, werkte statusverhogend voor de door haar uitverkoren man. En hoe hoger van aanzien de man met wie zij werd gesignaleerd, hoe meer zij haar tarieven kon opschroeven.
Een harde wereld kortom, waarin seks op dezelfde manier wordt geëxploiteerd als in groezelige hoerenkasten aan de onderkant van de maatschappij. Wat de levensverhalen van deze grandes horizontales extra bitter maakt is dat zij de financiële onafhankelijkheid die zij zo hoog in hun vaandel schreven en die hen ook wezenlijk onderscheidde van de door souteneurs of hoerenmadams geknechte laag-allooi-prostituées, te grabbel gooiden alsof het niet op kon. Hoe enorm veel geld Duplessis en La Païva, in mindere mate Cora Pearl, ook binnenkregen, de schulden waren altijd groter. Als ze maar vijf procent opzij hadden gelegd, hadden ze altijd comfortabel kunnen leven, maar zo’n instelling past blijkbaar niet in die wereld. Een dolgedraaide luxueuze levensstijl, casinobezoek, paarden, de continue aanschaf van kleren en juwelen zorgden ervoor dat Duplessis berooid stierf – al op haar 23ste aan tbc. Ook de uit Engeland afkomstige Cora Pearl en La Païva, van Russisch-joodse origine, kwamen uiteindelijk aan lager wal.
Duplessis werd vereeuwigd door Alexandre Dumas fils in zijn La dame aux camélias. Dumas was een cliënt van haar geweest, tot hij haar niet langer kon betalen. Zijn roman had weinig met haar leven te maken, zoals Rounding laat zien, maar heeft wel bijgedragen tot haar onsterfelijke roem.
Iets aansprekender dan de rest is het leven van Apollonie Sabatier, die La Présidente werd genoemd, omdat zij gedurende een jaar of tien elke zondagavond de literair-artistieke elite van Parijs bij haar thuis ontving voor een diner en een goed gesprek. Apollonie was de maintenée van een rijke Belgische groot-industrieel en kunstliefhebber, Alfred Mosselman. Apollonie zat niet zozeer in de prostitutie-business, maar was meer een kunstluis. Haar verhouding met Mosselman was op liefde gebaseerd. Toen hij er na vijftien jaar een eind aan maakte, was ze zo in haar trots gewond dat ze zijn ‘afkoopsom’ afsloeg, wat op z’n minst niet erg verstandig was. Apollonie is alleen interessanter dan de drie andere vrouwen, omdat de mannen met wie ze omging interessanter zijn. De beeldhouwer Clésinger maakte een beeld van haar: ‘Femme, piquée par un serpent’ dat eenmaal tentoongesteld een schandaal veroorzaakte door de post-orgastische vervoering die hij in marmer getroffen had. Op haar soirées kwam tout Parijs: Théophile Gautier, Maxime Du Camp, de gebroeders Goncourt, Flaubert (als hij in de stad was), Baudelaire die een serie gedichten aan haar wijdde. La Présidente was gevierd en bewonderd, maar werd ook tegemoet getreden als ‘one of the boys’, getuige de scabreuze toon en dubbelzinnige grapjes die Gautier zich veroorloofde in brieven naar haar, een toon die gebruikelijk scheen te zijn in haar salon.
Muze voor en gezelschap van kunstenaars was de rol die Apollonie zichzelf had toebedacht. Daar slaagde ze in en het is vast een leuk mens geweest. Doordat er verder zo weinig inhoudelijks van haar is overgebleven – de Goncourt broers hebben geen memorabele uitspraken van haar opgetekend – blijft ze als persoon toch oningevuld. Horizontaal of verticaal, geen enkele vrouw ontsnapte aan dienstbaarheid aan en parasitisme op de man. Behalve dan George Sand, voor wier zeldzame onafhankelijkheid en eigenzinnigheid mijn bewondering nog groter is geworden na het lezen van dit boek.
Beatrijs Ritsema
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.