Susan Cain: Quiet. The Power of Introverts in a World That Can’t Stop Talking. Viking. 333 blz. $14,99.
De brutalen hadden altijd al de halve wereld en tegenwoordig misschien zelfs wel 90 procent. Onder het aanhoudend lawaai van de kwetterende klasse die zijn trom roert in de media, op internet, op het werk en overal waar mensen samenkomen, komt de introverte persoonlijkheid er bekaaid van af. Dat is het uitgangspunt van Susan Cain, die met haar boek Quiet de rustige mens een hart onder de riem wil steken.
Deze tijd staat in het teken van het extraverte ideaal, volgens Cain. Kenmerken hiervan zijn zelfpresentatie, leiderschap, sociale vaardigheden, assertiviteit, verbale competentie, charisma – alom gewaardeerde en nastrevenswaardige kwaliteiten. Het extraverte ideaal hoort bij de westerse cultuur maar is toch in de eerste plaats iets Amerikaans. Cain dateert de opkomst ervan in het begin van de 20ste eeuw, toen de traditionele idealen van karakter en deugden plaatsmaakten voor een moderne charmecultuur. De grondslag hiervoor werd gelegd door de (introverte) Dale Carnegie met zijn bestseller How to Win Friends and Influence People. Voor het leiden van een goed leven verschoof het perspectief van innerlijke deugdzaamheid naar populariteit, van verticale relaties (de mens met het hogere) naar horizontale relaties (de mens met andere mensen), van inhoudelijkheid naar oppervlakte.
De introverten kregen het moeilijk. Terwijl gereserveerdheid en ingetogenheid lange tijd gewaardeerd werden als teken van een goede opvoeding, gelden ze nu als minder wenselijke eigenschappen. Om vooruit te komen in de wereld en succes te krijgen ben je niet gebaat bij geremdheid. Stille, rustige types leggen het af tegen gladde praters en haantjes-de-voorste die de dienst uitmaken. Belangrijker dan de inhoud is hoe een en ander (inclusief jezelf) wordt gepresenteerd. Dus maken ouders zich zorgen als ze een verlegen kind hebben en heeft ‘sociale angst’ een plaatsje verworven als officiële ‘stoornis’ in de DSM (de catalogus van psychiatrische aandoeningen). In Amerika staat de angst voor spreken in het openbaar op nummer 1 van de lijst van angsten waar mensen last van hebben, hoger dan de angst voor de dood.
De maatschappij is sterker dan vroeger ingericht volgens de standaarden van het extraverte ideaal. Op scholen wordt niet meer frontaal lesgegeven aan een verzameling individuen, maar viert het coöperatief onderwijs hoogtij, waarbij leerlingen in groepjes zijn samengeclusterd en met elkaar moeten samenwerken. Groepsgewijze opvang van kinderen in crèches en na school heeft de privacy van thuiszitten vervangen. Op het werk zijn muren grotendeels geslecht ten faveure van kantoortuinen of open zalen, waarin mensen naast en door elkaar heen werken. De open kantoorruimte geeft meer dynamiek en een makkelijker contact met collega’s, maar de introverte werkers worden er vooral heel moe van.
Quiet is een sympathiek boek dat een lans breekt voor de rustige mens in een schreeuwerige wereld. Tegelijk bekroop mij bij het lezen ook enige twijfel, want wat ís introversie nu eigenlijk precies? Cain hanteert de definitie ‘een voorkeur hebben voor prikkelarme omgevingen’. Verlegenheid bakent zij af als ‘de angst voor sociale afkeuring of vernedering’. Maar in het boek lopen die twee voortdurend in elkaar over. Zonder dat Cain een exact lijstje geeft van kenmerken associeert zij introversie met: creatief, intellectueel, boeken lezen, empathisch, vriendelijk, gewetensvol, hulpvaardig, gecontroleerd, uitstel van behoeftenbevrediging, contemplatief, rijk innerlijk leven, afkerig van risico’s. Dat zijn te veel positieve eigenschappen bij elkaar. Een echte introvert is kennelijk een geweldig interessant persoon en nog aardig bovendien! En toch maar z’n licht onder de korenmaat steken, wat natuurlijk een extra reden is om hem de hand boven het hoofd te houden. Bij zo veel lofzang op introversie (vooral Elaine Aron met haar hoog-sensitieve persoonlijkheid, aan wie Cain een heel hoofdstuk wijdt, maakt het erg bont) moet ik terugdenken aan het liedje van Ramses Shaffy ‘De een wil de ander’: Dat’s interessant, dacht een vrouw van een man/ hij zwijgt zo mystiek, daar houd ik van!/ maar na een tijd toen zei hij eens wat/ en toen bleek dat hij niets te zeggen had.
De tegenstelling introvert-extravert is een heel basale manier om mensen in te delen. Iedereen weet meteen wat ermee wordt bedoeld, je ziet het bijbehorende gedrag voortdurend om je heen en iemand die zich aan het ene eind van het continuüm bevindt zal niet snel naar de andere kant overspringen. Het is vooral een kwestie van (aangeboren) temperament. Longitudinaal onderzoek van ontwikkelingspsycholoog Jeremy Kagan heeft die constantheid van temperament bevestigd. Dezelfde indeling in ondernemende versus afwachtende individuen valt trouwens in het hele dierenrijk van chimpansees tot en met fruitvliegjes vast te stellen. Toch bestaan er wel degelijk verschillen tussen culturen. Aziatische culturen hechten, zoals bekend, een veel grotere waarde aan bescheidenheid en jezelf ondergeschikt maken aan de groep dan de westerse individualistische culturen. En dat verschil in waarde wordt ook gereflecteerd in het gedrag van mensen die tot de ene of de andere cultuur behoren.
Om het nog ingewikkelder te maken blijken introverten heel goed in staat te zijn om zich anders voor te doen dan ze zijn. Cain geeft veel voorbeelden van mensen die hun angst voor publieke optredens hebben overwonnen, steeds maar weer het publiek aan hun voeten hebben, liggen, een gezelschap kunnen vermaken met anecdotes en grapjes, op handen worden gedragen door collega’s of studenten, maar eigenlijk het liefst met een boekje in een hoekje zouden zitten. Pseudo-extraverten noemt zij dezulken, en introverten zijn heel goed in het voeren van maskers, omdat zij, in tegenstelling tot extraverten, beschikken over veel zelfbeheersing en een groot vermogen tot self-monitoring. Tja, als je jezelf geleerd hebt om je extravert te gedragen, ben je dan nog wel een echte introvert? Wie weet geldt voor extraverten ook wel dat zij een veel dieper innerlijk leven hebben dan zij doen voorkomen.
Quiet stelt hiermee het hardnekkige probleem van de authenticiteit aan de orde. Wanneer is er sprake van een authentieke introvert en wanneer van een authentieke extravert? Hoe meer je je hierin verdiept, hoe moeilijker deze vraag te beantwoorden is. Elk gedrag kan immers gefingeerd gedrag zijn. Met blozen als een van de weinige uitzonderingen. Aan blozen kun je de ware introvert herkennen. Gelukkig blozen extraverten ook wel eens.
Beatrijs Ritsema
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.