CHILDREN FIRST
What Our Society Must Do – And Is Not Doing – For Our Children Today
door Penelope Leach
Uitgever Alfred A. Knopf, 303 p., $ 22
Penelope Leach is een begrip voor mensen die kinderen kregen in de jaren tachtig en negentig. Zoals eerdere generaties ouders naar Spock grepen om op te zoeken wat je moest doen als de baby huilde of wat die eigenaardige rode vlekken te betekenen hadden, zo werd Leach' boek Your Baby and Child (1977) een klassieker op het gebied van de kinderopvoeding. Veel verschil tussen hun beider benadering is er trouwens niet, zeker niet als de door Spock in 1984 gereviseerde versie als uitgangspunt genomen wordt. De Amerikaanse Spock, als kinderarts, besteedt wat meer aandacht aan ziekte en andere fysieke problemen; de Britse Leach, als psychologe, legt meer nadruk op de omgang met kinderen. Maar allebei stellen ze het belang en de behoeften van het kind voorop. 'Baby's kunnen niet verwend worden' is een uitspraak die door hen zonder voorbehoud wordt onderschreven, wat betekent dat het geen kwaad kan een huilende baby op te pakken en te troosten en dat je hem beter kunt voeden, wanneer hij honger heeft, dan wanneer het voedingsschema zegt dat het tijd is.
Deze kindgerichte benadering is tamelijk algemeen geaccepteerd. Alle opvoedingstijdschriften, kinderartsen en consultatiebureaus ademen de geest van Spock en Leach: respecteer het kind, laat het in z'n waarde, jaag het niet op door te proberen het met anderhalf jaar zindelijk te krijgen, geef het de ruimte binnen de veiligheid van regels, en vooral: sla het niet.
Penelope Leach is een onvermoeibaar voorvechtster van de belangen van kinderen. In haar nieuwe boek Children First treedt ze buiten de intimiteit van het gezinsleven en rolt haar banier met pedagogische adviezen uit middenin de publieke arena van de westerse cultuur. Kinderen zijn geen privé-aangelegenheid, betoogt ze. Het probleem met deze maatschappij is dat gezinnen aan hun lot worden overgelaten, als het om de zorg voor kinderen gaat. Kinderopvang geldt als iets wat iedereen zelf moet uitzoeken onder het motto 'je wou toch zo graag kinderen?' De maatschappij als geheel neemt daar geen verantwoordelijkheid voor. Zolang de taakverdeling binnen een huishouden nog eenduidig was, vormde dat geen probleem. Maar sinds vrouwen in toenemende mate zijn gaan werken, is de vraag 'wat doen we met de kinderen?' steeds klemmender geworden.
Het feministische antwoord op deze vraag luidt sinds jaar en dag: 'meer kinderdagverblijven'. Maar Penelope Leach ziet niets in crèches en verwijt het feminisme dat het veel te lang de speciale tijd dat een kind baby is heeft afgedaan als 'tijd doorbrengen met een incontinente idioot'. Ze vindt crèches een oplossing voor de werkende ouders, niet voor het kind. Baby's hebben er geen enkel voordeel bij en ook peuters van twee en drie zijn er niet echt bij gebaat om zich acht à negen uur per dag temidden van leeftijdgenoten te bevinden. Het werk in kinderdagverblijven is zwaar en wordt onderbetaald. Daarom is het verloop onder leidsters groot. Omdat de openingstijden meer in beslag nemen dan alleen een achturige werkdag (er moet rekening worden gehouden met de forenstijden van de ouders), wordt er noodgedwongen vaak in ploegen gewerkt, zodat de kinderen met een verdubbeling van het personeel te maken hebben. Nog afgezien van het veelkoppige en vlottende personeelsbestand stelt Leach dat het voor kinderen onder de vier, zeker de schuchteren onder hen, heel zwaar is om acht uur per dag, vijf dagen per week een groepsregime te volgen. Ook al begint hun sociale belangstelling zich op deze leeftijd te ontwikkelen, dan nog is een paar uur per dag meer dan voldoende om aan de behoefte aan speelkameraadjes te voldoen.
Wat willen de kinderen dan wel? De kinderen willen hun moeder. Of hun vader, of een andere volwassene die voor hen zorgt, en in dat geval liefst iemand die dat doet omwille van henzelf en niet zozeer uit financiële overwegingen.
De maatschappij is niet op kinderen ingesteld. Hoewel althans middenklasse-kinderen op materieel gebied niets tekort komen, en de huizen uitpuilen van de baby-walkers, fancy speelgoed en merk-kinderkleding, is de hoeveelheid tijd die ouders aan kinderen besteden sinds 1965 met veertig procent afgenomen. Het huishouden van een gezin met twee werkende ouders is een hogedrukketel. Er is nergens tijd voor. De kinderen mogen vaak tot tien of elf uur opblijven, omdat de ouders ze overdag nooit zien. Als ze wel op tijd naar bed gaan, wordt er wanhopig geprobeerd een uurtje quality time van de grond te krijgen, maar de kinderen zijn daas van de hele dag kindgerichte activiteiten en zien hun kans schoon om zich te misdragen (iets wat ze overdag vaak niet durven, omdat ze zich daarvoor niet veilig genoeg voelen op de crèche). Als er eentje ziek wordt, stort de hele wankele constructie in elkaar en moeten moeders liegen dat ze zelf ziek zijn of vakantiedagen opnemen om voor hun kind te zorgen.
Dit is een belachelijke situatie. Waarom, zo vraagt Leach zich retorisch af, hecht de maatschappij een groter belang aan de productie van kwalitatief goede auto's, nuttige nota's of grensverleggend wetenschappelijk onderzoek dan aan het bevorderen van een goede opvoeding? Kinderen zijn niet alleen de verantwoordelijkheid van de ouders, maar van de hele maatschappij. Als het mis gaat met de kinderen, gaat het mis met de toekomst. En dat er van alles misgaat met de kinderen is wel duidelijk. Meer dan 10 % van de (Amerikaanse) kinderen leeft onder de armoedegrens. In Engeland komt twintig procent van de kinderen tussen de 5 en 10 jaar elke dag uit school in een leeg huis. Geweld onder tieners (vooral in Amerika) neemt toe. Depressie en zelfmoord onder jongeren nemen in de hele westelijke wereld toe.
Hoe dit tij te keren? Terug naar de rolverdeling van de jaren vijftig is geen oplossing. Het recht van de vrouw op betaalde arbeid en zelfontplooiing is een te grote verworvenheid van het feminisme. Bovendien is het in het merendeel van de gevallen bittere noodzaak dat de vrouw voor een aandeel in het gezinsinkomen zorgt. Er zal gesleuteld moeten worden aan de structurering van het werk zelf. Leach ontvouwt een heel pakket van maatregelen die er allemaal op gericht zijn de combinatie werk-ouderschap soepeler te maken. Haar belangrijkste inspiratiebron is hoe het er in Zweden aan toe gaat. Daar hebben ouders na de geboorte van een kind allebei recht op 12 maanden ouderschapsverlof (tegen 90 % van het inkomen), op te nemen als een aaneengesloten blok, of uitgesmeerd over een langere periode met een combinatie van werken en thuiszitten die de ouder het best uitkomt. Een andere belangrijke voorziening is flextijd. Ouders van kinderen onder de acht jaar hebben het recht op een zes-urige werkdag, zodat er altijd iemand thuis kan zijn als de kinderen uit school komen. Deze flextijd moet gepaard gaan met een liberalisering van de werktijden in het algemeen, dat wil zeggen geen kantoortijden meer van negen tot vijf, maar van acht tot zes. Als een echtpaar met jonge kinderen allebei fulltime werkt (in hun geval zes uur), dan kan de een van acht tot twee werken en de ander van twaalf tot zes. Op zo'n manier is er nog maar drie uur crèche per dag nodig voor een peuter (van 11.30 tot 14.30 uur), een opzet die er toch meteen een stuk aantrekkelijker uitziet.
Flexibele werktijden hebben ook voor anderen dan ouders met jonge kinderen voordelen. Het is prettig om voor negenen en na vijven bij een loket terecht te kunnen voor een overheidsdienst of een afspraak met een dokter te kunnen maken.
Leach heeft nog allerlei andere voorstellen, zoals gratis peuter-schooltjes voor drie- en vierjarigen, drop-in speelcentra in de arme buurten, waar bijstandmoeders hun kinderen een paar uur kunnen brengen en vanwaaruit ook de kindergezondheidszorg geregeld zou kunnen worden. Verder propageert ze een verandering in de houding tegenover kinderen. Zij zijn burgers als ieder ander, stelt ze, dus ze hebben recht op bescherming tegen fysiek geweld en het recht om gehoord te worden in alle zaken die hen aangaan, van medische zorg tot de echtscheiding van hun ouders. Als mede-oprichtster van EPOCH (End Physical Punishment of Children) heeft ze ervoor gezorgd dat slaan op scholen in de meeste scholen in Engeland verboden is. Ze wil dat de wet uitgebreid wordt naar de privé-sfeer. 'Je mag je vrouw en je baas en wie dan ook niet slaan,' zegt ze, 'waarom dan wel je kinderen?'
Children First is met bevlogenheid geschreven en met veel liefde voor kinderen en mededogen voor ouders die op hun eigen hoputje moeten aanstumperen. De kern van haar boek gaat over het bieden van overheidssteun aan ouders om hen in staat te stellen meer aandacht aan de kinderen te besteden. Want met kinderen die emotioneel tekort zijn gekomen loopt het vaak niet goed af, waar de maatschappij dan later toch weer voor moet betalen, zij het in de vorm van criminaliteitsbestrijding of gevangenissen, zij het in drugsrehabilitatie of steun aan drop-outs.
Duur is het wel. In Zweden is er drie procent van het bruto nationaal produkt mee gemoeid (en bovendien schijnt men van plan te zijn te morrelen aan deze voorzieningen, omdat de verzorgingsstaat het, zelfs daar, niet meer kan betalen). In Amerika zou het een investering van 175 miljard dollar per jaar betekenen, niet echt een bedrag dat Clinton enthousiast op tafel zal leggen, als je al ziet hoeveel moeite de health care reform kost. In Nederland is het probleem minder acuut, omdat de meeste vrouwen die werken dat part time doen (en dus hun werktijden meer kunnen aanpassen aan de behoeften van de kinderen). Toch zijn Leach' ideeën ook voor Nederland relevant, al was het maar om de dooddoener 'meer crèches! meer crèches!' ter discussie te stellen en eens te gaan nadenken over hoe het dagelijkse leven van werkende ouders daadwerkelijk verbeterd zou kunnen worden – en daarmee dat van de kinderen.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.